Examenvoorbereiding module markt

Vandaag

Prijselasticiteit van de vraag

Verschillende kostenbegrippen


1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vandaag

Prijselasticiteit van de vraag

Verschillende kostenbegrippen


Slide 1 - Slide

In de krant

Slide 2 - Slide

prijselasticiteit van de vraag

Hoe sterk reageert de vraag op een prijsverandering

Epv = % verandering Qv

             % verandering p


% verandering = (nieuw - oud) / oud x 100

Epv tussen 0 en -1 dan inelastische vraag

Epv kleiner dan -1 dan elastische vraag

Slide 3 - Slide

Inelastische vraag

De vraagverandering is relatief klein t.o.v. de prijsverandering

% verandering P > % verandering Qv


Moet een ondernemer zijn prijs verhogen of verlagen om zijn omzet te vergroten?

Slide 4 - Slide

Inelastische vraag

% verandering P > % verandering Qv


Moet een ondernemer zijn prijs verhogen of verlagen om zijn omzet te vergroten?


Let op dat je bij beredeneringen over prijselasticiteit van de vraag het altijd hebt over procentuele veranderingen of relatief.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Inkomenselasticiteit

Hoe sterkt reageert de vraag op een verandering van het inkomen.

De berekening werkt (ongeveer) hetzelfde, maar de betekenis van de uitkomst is anders!

E.i = % verandering Qv / % verandering i

- Inferieure producten: E.i. = negatief, deze producten worden vervangen  

   door een luxere variant bij stijging van het inkomen

- normale / noodzakelijke producten: E.i. tussen 0 en 1, van deze producten blijf je ongeveer  
   hetzelfde kopen --> % verandering i > % verandering Qv

- Luxe goederen: E.i groter dan 1, je gaat 'veel' meer van deze producten kopen -->
     % verandering Qv > % verandering van i

Slide 7 - Slide

Kruislingse prijselasticiteit

Bij de kruiselingse elasticiteit gaat het om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van een ander product.

Ek = % verandering vraag naar product 1

           % verandering prijs van product 2

  • met hoeveel procent zal de vraag naar koffiemelk dalen als de prijs van koffie hoger wordt? (Complementaire producten)
  • of met hoeveel procent zal de vraag naar treinkaartjes toenemen als benzine duurder wordt? (Substitueerbare producten)

  • Slide 8 - Slide

    Kruislingse prijselasticiteit

    Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen in het gebruik. Zoals koffie en koffiemelk, benzine en auto’s, mobiele abonnementen en mobieltjes of patat en mayonaise.


    Substitutiegoederen zijn goederen die elkaar in het gebruik kunnen vervangen. Zoals benzine en trein, koffie en thee of vaste telefonie en mobiele telefonie.

    Slide 9 - Slide

    Hoofdstuk 2
    aanbod van producten

    Slide 10 - Slide

    Belangrijke kostenbegrippen

    Vaste kosten: Kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd.

    variabele kosten: Kosten die veranderen bij verandering productieomvang

    Gemiddelde totale kosten: De totale kosten verdeeld over het aantal producten. GTK = TK / q

    Marginale kosten: de toename van de totale kosten bij uitbreiding productie met 1 extra product. MK = toename TK / toename q

    Slide 11 - Slide

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Belangrijke opbrengst begrippen
    TO = p x q
    Gemiddelde opbrengst (GO) = TO / q
    Marginale opbrengst: is de toename van de totale opbrengst, wanneer je 1 product extra gaat verkopen.
     --> MO = extra totale opbrengst / extra verkochte eenheid

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Winstmaximalisatie
    Het verschil tussen MO en MK is de verandering van de winst.
    MO > MK, dan stijgt de winst.
    MK > MO, dan afname winst.

    Slide 17 - Slide

    Winstmaximalisatie
    Ander belangrijk punt
    Break-evenpunt: geen winst en geen verlies.
    TO = TK
    of
    P = GTK

    Slide 18 - Slide

    Volkomen concurrentie

    Slide 19 - Slide

    Volkomen concurrentie
    Veel vragers
    veel aanbieders
    homogene producten
    vrije toe- en uittreding
    Geen invloed op de verkoopprijs --> de evenwichtsprijs ontstaat (Qv = Qa)
                                                                                 p = mo = go

    Slide 20 - Slide

    Slide 21 - Slide

    Volkomen concurrentie
    Veel vragers
    veel aanbieders
    homogene producten
    vrije toe- en uittreding
    Geen invloed op de verkoopprijs --> de evenwichtsprijs ontstaat (Qv = Qa)
                                                                                 p = mo = go
    Werkt toe naar een winst van nul --> MK = GTK

    Slide 22 - Slide

    Van TK naar collectieve aanbodfunctie
    zet TK om naar MK
    aanbieder streeft naar Maximale winst dus
    MO = MK, maar bij volkomen concurrentie geldt P = MO
    dus p = MK
    p = functie omzetten naar q = functie (dan heb je individuele aanbodfunctie)
    q functie omzetten naar Qa (collectieve aanbodfunctie)

    Slide 23 - Slide