G5 paragraaf 3.2 deel 1

Paragraaf 3.2 Keynes
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.2 Keynes

Slide 1 - Slide

Agenda les 1
  • Korte terugkoppeling par 3.1 economische kringloop
  • par 3.2 Keynes 

Slide 2 - Slide

Relatie hst 2 en hst 3
Hoofdstuk 2 = aanbod kant = potentiele productie =potentieel BBP =  theorie klassieken (Adam Smith) - micro economie
Hoofdstuk 3 = vraag kant = hoogte bestedingen = werkelijk BBP = theorie Keynes - macro economie

Slide 3 - Slide

 Quesnay 1758 
Let op zijn allemaal geldstromen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vier vergelijkingen uit model
  1. Y=C+B+S (wat wordt er met het inkomen gedaan)
  2. Y= C+I+O+E-M (= reële kringloop en inkomensidentiteit)
    Y=EV (effectieve vraag)
  3. S=I+(O-B)+(E-M) (=financiële kringloop en spaaridentiteit)
  4. (S-I)+(B-O)= (E-M)  (nationaal spaarsaldo= saldo LR)
    Particulier spaarsaldo= S-I
    Saldo sector overheid= B-O
    Saldo sector buitenland = E-M

Slide 10 - Slide

Par 3.2 
Micro economie: bestudeert het economisch gedrag van individuele economische eenheden zoals producenten en consumenten en de markten die deze eenheden omvatten.
Macro economie: bestudeert het economisch gedrag van samengestelde economische eenheden (meestal landen of nog grotere eenheden) en werkt met samengestelde economische variabelen zoals economische groei, interest en werkloosheid.
  • Micro en Macro economie vullen elkaar aan en beïnvloeden elkaar.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Klassieken en Keynes

Slide 13 - Slide

Keynes
Spaarparadox: in crisistijden gaan mensen meer sparen voor later, maar daardoor geven ze minder uit, gaan minder besteden, zodat er minder geproduceerd hoeft te worden, wat weer leidt tot werkloosheid, en nog minder inkomsten etc.

Anticyclisch begrotingsbeleid: de overheid gaat tegen de economie in met bezuinigingen of extra uitgaven. Gaat de economie goed dan bezuinigen en/of belastingen omhoog. Gaat de economie slecht dan extra lenen/of belastingen verlagen.

Slide 14 - Slide

Zelf aan de slag
  • Lees paragraaf 3.2 zelfstandig en stil (dus geen overleg met degene die naast je zet)
  • Onderstreep de belangrijke begrippen.
  • Klaar: maak opgave 3.5 en 3.6

Slide 15 - Slide

Huiswerk 
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.6

Slide 16 - Slide

Conjunctuurbeleid
Klassieken (aanbodeconomen) - procyclisch: 
  • laagconjunctuur > bestedingen afremmen
  • Hoogconjunctuur > bestedingen stimuleren

Keynes (vraageconoom) - anticyclisch
  • laagconjunctuur > bestedingen stimuleren
  • hoogconjunctuur > bestedingen afremmen

Slide 17 - Slide

= Conjuncturele werkloosheid en deflatie
Outputgap: 
Verschil tussen de werkelijke productie (Y) en de potentiële productie (Y*)
Trend = lange termijn = Y*
= inflatie

Slide 18 - Slide

Huiswerk les 2
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.11

Slide 19 - Slide

Huiswerk les 2
  • Lees paragraaf 3.1 t/m 3.3 
  • Onderstreep de belangrijke begrippen
  • Leer de vergelijkingen met het kringloopplaatje erbij
  • Maak opgaven hst 3 af t/m opdracht 3.9

Slide 20 - Slide