Faseovergangen Vragen 2Hm

Geef de namen van de faseovergangen 2 en 5.
Nummer 2
Nummer 5
Smelten
Stollen
Rijpen
Verdampen
Condenseren
Sublimeren
1 / 15
next
Slide 1: Drag question
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Geef de namen van de faseovergangen 2 en 5.
Nummer 2
Nummer 5
Smelten
Stollen
Rijpen
Verdampen
Condenseren
Sublimeren

Slide 1 - Drag question

In welke fase is water wanneer er condens op een koude ruit in de kamer zit.
A
vast
B
condenseren
C
vloeibaar
D
gas

Slide 2 - Quiz

Water verandert in ijs
Waterdamp verandert in drupels
IJs verandert in water
water verandert in damp
Condenseren
Bevriezen

Smelten

Verdampen

Slide 3 - Drag question

1.
2.
3
4.
5.
6.
rijpen
vervluchtigen
smelten
stollen
condenseren
verdampen

Slide 4 - Drag question

Voor welke faseovergangen dient de stof verwarmd te worden?
Nask leerdoel 27
A
sublimeren, condenseren, stollen
B
rijpen, smelten, verdampen
C
rijpen, stollen, verdampen
D
sublimeren, smelten, verdampen

Slide 5 - Quiz

Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?
A
eerst smelten, dan condenseren
B
eerst smelten, dan stollen
C
eerst smelten, dan verdampen
D
eerst verdampen, dan condenseren

Slide 6 - Quiz

Neerslag komt in twee toestanden voor: vast en vloeibaar.
Bij welke soorten neerslag is het water vloeibaar?
A
dauw
B
sneeuw
C
regen
D
rijp

Slide 7 - Quiz

Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C.
Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp

Slide 8 - Quiz

Sleep de juiste faseovergang naar de juiste plek.
a. Welke faseovergang vindt plaats van 1 naar 2?
b. Welke faseovergang vindt plaats van 2 naar 3?
c. Welke faseovergang vindt plaats van 3 naar 4?
d. Welke faseovergang vindt plaats van 4 naar 1?
Smelten
condenseren
verdampen
stollen

Slide 9 - Drag question

Welke van de volgende uitspraken in waar?
A
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water toe.
B
Als water kookt, dan blijft de temperatuur van het water gelijk.
C
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water af.

Slide 10 - Quiz

Bekijk de grafiek hiernaast goed en beantwoord de volgende vraag:

Wat is het stolpunt van paraffine?
A
65 graden
B
53 graden
C
45 graden
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 11 - Quiz

Onder welke temperatuur is ijzer een vaste stof?

Slide 12 - Open question

Welke fase is water van 200 graden Celsius?

Slide 13 - Open question

Welke fase is kwik van -20 graden Celsius?

Slide 14 - Open question


A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)

Slide 15 - Quiz