les 3

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine 
en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak
mobiel in de telefoontas
Ik controleer het gemaakte huiswerk 
(opdrachten paragraaf 5.2)
Heb je toch kauwgom of je mobiel: uurtje nakomen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine 
en een pen/potlood
kauwgom in de prullenbak
mobiel in de telefoontas
Ik controleer het gemaakte huiswerk 
(opdrachten paragraaf 5.2)
Heb je toch kauwgom of je mobiel: uurtje nakomen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions





  • ik bespreek kort paragraaf 5.3
  • je kijkt zelfstandig je gemaakte werk na (zorg dat je van je fouten leert)
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 5.3
  • we sluiten de les af met controle vragen
Deze les

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

§5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

Arbeidsmarkt:
  • vraag naar arbeid -> bedrijven en overheid
  • aanbod van arbeid -> mensen die werken of willen werken

Werkgelegenheid: alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en overheid.

Beroepsbevolking: mensen van 15 tot pensioenleeftijd die werken of op zoek zijn naar werk.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsverdeling
  • Arbeidsverdeling = iedereen doet zijn of haar eigen werk (iedereen heeft eigen taken)
  • Kun jij een voorbeeld noemen van arbeidsverdeling op school?
  • Waarom is arbeidsverdeling belangrijk?
Algemene wet gelijke behandeling: geen onderscheid op basis van geslacht, religie, leeftijd of afkomst.

Flexibele baan: werken wanneer het bedrijf je nodig heeft (oproepkracht, uitzendkracht of zzp-er)

Arbeidsparticipatie (arbeidsdeelname): het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsverdeling
  • Arbeidsverdeling = iedereen doet zijn of haar eigen werk (iedereen heeft eigen taken)
  • Kun jij een voorbeeld noemen van arbeidsverdeling op school?
  • Waarom is arbeidsverdeling belangrijk?
Rekenen deze paragraaf
Rekenen met procenten: 13a 

en 13b 70,5% van 17,4 miljoen
eerst 1% uitrekenen, daarna 70,5% 

hier is 17,4 miljoen 100%

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk volgende les
Doornemen paragraaf 5.3 (blz  138)
Maken alle opdrachten van deze paragraaf

Kijk je gemaakte werk goed na
Snap je iets niet: haal mij erbij

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


1) Wat staat er in de Algemene wet gelijke behandeling?
A
Dat je voor je kinderen mag zorgen
B
Dat je zowel parttime als fulltime mag werken
C
Dat je ouderen niet mag discrimineren
D
Dat je meer mag verdienen dan je collega

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

2) Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
BV
D
VOF

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

3) Er is een werkende beroepsbevolking en een niet werkende beroepsbevolking
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

4) Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

5) Wat is werkgelegenheid?
A
Geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
B
Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag
C
aanbod van arbeid van de beroepsbevolking
D
bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid

Slide 11 - Quiz

A = arbeidsmarkt
B = werkloosheid
C= beroepsbevolking
D = werkgelegenheid
6) Wat is een flexibele baan?
A
Een baan waarin ik mijn eigen werktijd mag indelen
B
Een baan waarin ik moet werken als de baas me oproept.
C
het weekend of doordeweeks moet werken
D
Een baan waarvoor ik niet betaald krijg

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

7) Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

8) Welke beweringen zijn juist?
Je kunt meerdere antwoorden kiezen.
A
Een zelfstandige kan personeel in dienst hebben.
B
Als zelfstandige heb je zekerheid over je werk en je inkomen.
C
In een eenmanszaak werkt maar één person.
D
De eigenaar van een eenmanszaak is eigen baas.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

9) Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen.

Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

10) Bij welke ondernemingsvormen is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
NV
D
BV

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

11) Wat is de arbeidsmarkt?
A
Geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
B
Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag
C
aanbod van arbeid van de beroepsbevolking
D
bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid

Slide 17 - Quiz

A = arbeidsmarkt
B = werkloosheid
C= beroepsbevolking
D = werkgelegenheid
12) Arbeidsparticipatie is
A
Het percentage van de mensen die werkt
B
Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
C
De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
D
Het percentage dat tot de beroepsbevolking behoort

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

13) Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Tekst

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Tekst

Slide 21 - Slide

This item has no instructions