Thema Werk en Media

1 / 17
next
Slide 1: Video
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Slide

Veel mensen werken omdat ze het leuk vinden om met andere mensen om te gaan. Onder welke behoefte uit de piramide van Maslow valt dat?
A
De behoefte aan erkenning en waardering.
B
De behoefte aan veiligheid en zekerheid.
C
De behoefte om erbij te horen.
D
De eerste levensbehoeften.

Slide 3 - Quiz

Welke zinnen zijn juist?
1. Een ander woord voor status is aanzien.
2. Status is de waardering die mensen voor een beroep hebben.
3. Status is het plezier dat je in je werk hebt.
4. Status hoort bij de behoefte aan veiligheid en zekerheid.
A
1 en 2 zijn juist.
B
1 en 3 zijn juist.
C
2 en 3 zijn juist.
D
3 en 4 zijn juist.

Slide 4 - Quiz

Er zijn verschillende redenen om te werken. Die hebben te maken met de basisbehoeften.
Welke volgorde van laag naar hoog in basisbehoeften is volgens Maslow juist?
A
Erkenning en waardering – de behoefte om erbij te horen.
B
Veiligheid en zekerheid – eerste levensbehoeften.
C
Zelfontwikkeling – de behoefte om erbij te horen.
D
Veiligheid en zekerheid – de behoefte om erbij te horen.

Slide 5 - Quiz

Hoe kom ik aan werk?

Slide 6 - Mind map

Wat komt in je contract?

Slide 7 - Mind map

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
het laagste loon in een bedrijf.
B
het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
C
het loon na belastingen en premies.
D
een ander woord voor de bijstand.

Slide 8 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In de Arbowet staan regels over loon en werktijden.
2. Het minimumloon hangt af van je werkervaring.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 9 - Quiz

Wat bepaalt je maatschappelijke positie?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Drag question

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Iedereen in de samenleving heeft een maatschappelijke positie.
2. Voor veel mensen geldt: als ze hun best doen, kunnen ze klimmen op de maatschappelijke ladder.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 13 - Quiz

Waarmee heeft sociale ongelijkheid vooral te maken?
A
De verdeling van de beschikbare banen onder werknemers.
B
De verdeling van rijkdom, macht en kennis.
C
De netwerken die de overheid aan mensen aanbiedt.
D
Iemands persoonlijke eigenschappen.

Slide 14 - Quiz

Vormen van discriminatie
op de werkvloer

Slide 15 - Mind map

Waarom staat de overheid positieve discriminatie op de werkvloer toe?
A
Omdat het toch niet te controleren is.
B
Om groepen die moeilijk een baan kunnen vinden te helpen.
C
Omdat de werkgevers dat belangrijk vinden.
D
Omdat het om een heel kleine groep mensen gaat.

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video