Les 11 (15 November 2025)

Les 11 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk? 

2. Thema A §3 Reclame. We maken opdracht 1 en 2.   

3. Cursus 5 Grammatica - herhalen van §7, §9 en §11    
en oefenen met oefenzinnen. Voorbereiding v/d toets. 

4. Huiswerk voor volgende week: oefenen voor de toets.   
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecondary Education

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 11 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk? 

2. Thema A §3 Reclame. We maken opdracht 1 en 2.   

3. Cursus 5 Grammatica - herhalen van §7, §9 en §11    
en oefenen met oefenzinnen. Voorbereiding v/d toets. 

4. Huiswerk voor volgende week: oefenen voor de toets.   

Slide 1 - Slide

Het huiswerk van deze week was....
0= heel moeilijk 100=heel makkelijk
-1100

Slide 2 - Poll

"Ik heb mijn best gedaan op het huiswerk"
0=helemaal niet 100=ja zeker wel
-2100

Slide 3 - Poll

Toetsen
Let goed op bij het maken van toetsen en huiswerk. Wat wordt er precies gevraagd? 
Soms begrijpen jullie de stof wel maar heb je het gewoon niet precies opgeschreven zoals het systeem het wil...

Bijvoorbeeld:  Zet zin a en b in een andere tijd. Noteer de nieuwe zin en de persoonsvorm van de oorspronkelijke zin: 

"Na een spannend avontuur besloot de kater Abatutu thuis te blijven."

Slide 4 - Slide

Fictie en non-fictie
Fictie zijn verhalen die de schrijver heeft verzonnen

Het doel van fictie is vaak amuseren. Daardoor kun je bijvoorbeeld even helemaal wegdromen bij een verhaal, aan het denken worden gezet of je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn.

Bijvoorbeeld sprookjes of science fiction.


Slide 5 - Slide

non-fictie
Verhalen kunnen ook echt gebeurd zijn. Dat noem je non-fictie.

Het doel van non-fictie is vaak informeren. 

Bijvoorbeeld nieuwsbericht, reisverslag, 

Een biografie of autobiografie is ook non-fictie maar wordt soms aangevuld met fictieve elementen. 

Slide 6 - Slide

Begrippen
Realistisch= fictie die 'net echt' is.

Niet-realistisch= fictie die niet waar kan zijn. 

Slide 7 - Slide

Realistische fictie
* lijkt op de werkelijkheid
vb:
boeken van Carry Slee
Ze gaan over:
pesten
school
ziekte


niet-realistische fictie
* lijkt niet op de werkelijkheid
vb:
sprookjes
fantasy
Science fiction (toekomst) 

Slide 8 - Slide

Beoordelingswoorden
Als je je mening wil geven over een boek of wil beschrijven hoe een boek is dan kun je beoordelingwoorden gebruiken, zoals: 

"realistisch", "spannend", "grappig", enzovoort...

Kun je zelf wat beoordelingswoorden bedenken?  


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

§3 Reclame (blz 114-115)

We gaan kijken naar een aantal reclames (tv - poster ads)

Doel van reclame: activeren

Reclames hebben vaak een slogan

Reclames gebruiken beelden:
extra informatie - trekken aandacht -
verduidelijken - creëren een gevoel


Slide 12 - Slide

Noem een reclame
die jij leuk vindt.

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Noem een reclame
die je niet leuk vindt
(irritant, stom, saai)

Slide 17 - Mind map




Voor welk product wordt er
reclame gemaakt in deze advertentie?

Slide 18 - Mind map


Tekst
Leg uit dat je de slogan op twee manieren kunt opvatten.

Slide 19 - Open question

Bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Slide

Herhaling zinsontleden 

Zinsdelen die we nu kennen:
  • persoonsvorm 
  • onderwerp
  • werkwoordelijk gezegde 
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Slide

Bijwoordelijk bepaling geven vaak 
antwoord op deze vragen:
Wanneer, waar, waardoor, 
waarheen, waarom(enzovoorts) en 
hoe, hoelang, hoever (enzovoorts)




Slide 22 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 23 - Slide

bijwoordelijke bepaling
waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe = bijwoordelijke bepaling van reden
ontkenning (niet) = bijwoordelijke bepaling van ontkenning

Slide 24 - Slide

Juist of onjuist?

Vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt, zijn ook bijwoordelijke bepaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Juist of onjuist?

Een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Waarom loopt die stoet straks door de stad?

Slide 27 - Open question

Op welke vraag geeft het bijwoordelijke bepaling geen antwoord?
A
Waar?
B
Waarom?
C
Wanneer?
D
Wat?

Slide 28 - Quiz

Op welke vraag geeft het bijwoordelijke bepaling geen antwoord?



A
Aan wie?
B
Hoe?
C
Waarom?
D
Wanneer?

Slide 29 - Quiz

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Waarom gaf het Ministerie alle reizigers naar Bangkok vanochtend een negatief reisadvies?

Slide 30 - Open question

We oefenen met 3 zinnen. 
Zoek in de zin naar de zinsdelen en schrijf het zo op:
pv=
ow=
wg=
lv=
mw=
bwb= 
Als een zinsdeel niet in de zin zit, zet je een X

Slide 31 - Slide


De regen heeft de planten water gegeven.

Zoek de zinsdelen op in de zin en schrijf ze op

Slide 32 - Open question


Een boze klant wilde laatst een klacht indienen.

Zoek de zinsdelen en schrijf ze op.

Slide 33 - Open question

Lesafsluiting
Huiswerk voor volgende week:  
▪ Lees in je leesboek.  
▪ Cursus 5 Grammatica: voorbereiden voor de toets §7, §9 en §11 volgende week: oefen online met de oefentoetsen en trainer per paragraaf.
▪ Thema A §3 Reclame opdracht 4 en 5.  
▪ Voorbereiding voor volgende week: lees tekst 1 en 2 op blz 116-117 uit je boek.

Tot volgende week! 
    

Slide 34 - Slide