This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 5: Regeling
Basisstof 6: Spieren en beweging
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Herhaling
Uitleg voor wie dat nodig heeft
Aan het werk!
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Welke 3 typen neuronen (zenuwcellen) zijn er?
Slide 3 - Open question
In welke richting vervoeren deze neuronen de impulsen?
Slide 4 - Open question
Een proefpersoon bevindt zich in een zonnige tuin. Hij loopt naar binnen en komt in een donkere kamer. Door de verandering van de belichting verwijden de pupillen van de ogen van deze proefpersoon zich in een reflex. Welk gedeelte van het CZS maakt deel uit van deze reflexboog?
A
Hersenstam
B
Ruggenmerg
C
Grote hersenen
D
Netvlies
Slide 5 - Quiz
Door welk deel van het zenuwstelsel wordt de doorstroming van bloed door het lichaam geregeld?
A
Alleen door het orthosympatische deel van het autonome zenuwstelsel
B
Alleen door het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel
C
Zowel door het orthosympatische als het parasympathische deel
Slide 6 - Quiz
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik:
De bouw en functie van glad spierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel beschrijven;
De bouw en werking van spieren beschrijven;
De effecten van training, revalidatie en dopinggebruik uitleggen.
Slide 7 - Slide
Glad spierweefsel
Bestaat uit langwerpige spiercellen
Komt voor in de huid en buisvormige, holle organen.
Wordt geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel
Raakt niet snel vermoeid
Slide 8 - Slide
Dwarsgestreept spierweefsel
Bestaat uit spiervezels
Zit vast aan delen van het skelet of met één of beide delen vast aan de huid
Wordt geïnnerveerd door het animale zenuwstelsel
Raakt snel vermoeid
Slide 9 - Slide
Skeletspieren
Een skeletspier bestaat uit spierbundels.
De spierbundels bestaan uit spierfibrillen met daaraan axonen van motorische zenuwcellen.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Spierfibrillen
Tussen de spierfibrillen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels (met glucose erin).
Spierfibrillen bestaan uit filamenten: Actine en myosine.
Doordat actine- en myosinefilamenten in elkaar schuiven, wordt de spiervezel korter. Dit kost energie.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Antagonisten
Een spier kan maar in één richting bewegen.
Een andere spier zorgt voor de tegengestelde richting
Antagonist
Slide 14 - Slide
Langzame en snelle spiervezels
Langzame spiervezels zijn goed doorbloed (rode spiervezels).
Bevatten veel mitochondriën, raken niet snel vermoeid
Snelle spiervezels zijn minder doorbloed (witte spiervezels)