B3A 8/3

Wednesday February 24th
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wednesday February 24th

Slide 1 - Slide

How was your weekend?

Slide 2 - Slide

How was your weekend?
110

Slide 3 - Poll

What did you do during your weekend?

Slide 4 - Open question

Today...
  • Huiswerk?
  • Present Perfect
  • Quizlet 
Monday
8
March
Goal: aan het einde van de les heb je geoefend met de Present Perfect

Slide 5 - Slide

Homework:
  • Maken online: 25 t/m 28, 32, 33
  • Grammaticatrainer 5.3 Present Perfect
  • Test jezelf 5.3
  • Oefenen woorden in Quizlet
  • Week 11: toets Unit 5: woorden/zinnen/grammatica

Slide 6 - Slide

Did you do your homework?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Voltooid tegenwoordige tijd
Ik heb gewerkt..
Ik heb gemaakt...
Ik heb gedaan
Ik heb gewoond.. 

Slide 9 - Slide

 I play football  --->  Feit
I am playing football ---> Nu
I played footbal ---> afgelopen
I have played football 
--> 
In het verleden maar effect in het NU


Slide 10 - Slide

I have played football for six years. 
--> 
In het verleden maar effect in het NU


Slide 11 - Slide

I have played football for six years. 
 
I have played football since 2007


Slide 12 - Slide

Have you noticed that one verb keeps coming back?
Welk werkwoord hebben we altijd nodig voor de present perfect?

Slide 13 - Open question

I have played football for six years.
Waar zegt dat iets over?
A
Hoe lang je dat al doet? De duur....
B
Dat je op voetbal zit vanaf je zesde.
C
Dat je zes jaar op voetbal hebt gezeten.

Slide 14 - Quiz

I played football for six years. (But I don't do it anymore)
I have played footbal for six years. (I still do this) 

Slide 15 - Slide

I have lived in New York for seven years now.
    Ik woon al zeven jaar in New York. --> in het verleden begonnen en nog steeds bezig.

I have painted the door.
     Ik heb de deur geschilderd. --> in het verleden gedaan en je merkt nu nog resultaat.

Slide 16 - Slide

I/you/they HAVE - he/she/it HAS
+.     I have played football. ---- He has played football

?.      Have I played football? ---- Has he/she/it played football?

-.      I haven't played football ---- She hasn't played football. 

Slide 17 - Slide

Welke woorden staan vaak in een zin met de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect
I __ __ (live) here for 5 years.
A
was living
B
lived
C
have lived
D
have been living

Slide 19 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been

Slide 20 - Quiz

Maak zelf een goedlopende zin met de Present Perfect

Slide 21 - Open question

Les 2:

Slide 22 - Slide

Question of the day
If you could've any superpower what would it be and why?

Slide 23 - Slide

If you could've any superpower what would it be and why?

Slide 24 - Open question

Quizlet
https://quizlet.com/live

Slide 25 - Slide

Homework:
  • Maken online: 25 t/m 28, 32, 33
  • Grammaticatrainer 5.3 Present Perfect
  • Test jezelf 5.3
  • Oefenen woorden in Quizlet
  • Week 11: toets Unit 5: woorden/zinnen/grammatica

Slide 26 - Slide