Extra oefenen werkwoorden: Taalverzorging Spelling PV-TT

Taalverzorging 3 Spelling -
Spellen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging 3 Spelling -
Spellen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je leert over de tegenwoordige tijd van de persoonsvorm. 

Slide 2 - Slide

de persoonsvorm
Een zin heeft altijd een persoonsvorm. Dit is het belangrijkste werkwoord in een zin. 
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. 

Slide 3 - Slide

de persoonsvorm
De persoonsvorm kan in de tegenwoordige tijd staan of in de verleden tijd. 
De tegenwoordige tijd korten we af met: t.t.

Slide 4 - Slide

de persoonsvorm t.t.
We hebben in de tegenwoordige tijd 3 spellingsvormen van de persoonsvorm. 
1: ik-vorm (enkelvoud)
2: ik-vorm + t (enkelvoud)
3: het hele werkwoord --> ik-vorm + en (meervoud)

Slide 5 - Slide

de persoonsvorm t.t.
1: ik-vorm (enkelvoud)
ik werk
ik kus
ik vind

Slide 6 - Slide

de persoonsvorm t.t.
1: ik-vorm (enkelvoud)
De ik-vorm wordt ook gebruikt in een vraag met 'je'
werk je?
kus je?
vind je?

Slide 7 - Slide

de persoonsvorm t.t.
2: ik-vorm + t (enkelvoud)
jij werkt / hij werkt / zij werkt
jij kust / hij kust / zij kust 
jij vindt / hij vindt / zij vindt

Slide 8 - Slide

de persoonsvorm t.t.
3: het hele werkwoord --> ik-vorm + en (meervoud)
wij werken / jullie werken / zij werken
wij kussen / jullie kussen / zij kussen
wij vinden / jullie vinden / zij vinden

Slide 9 - Slide

de persoonsvorm spellen
Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet.
Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan in gedachten het woordwoord 'lopen' in. Je hoort of er een -t achter de ik-vorm moet. 

Slide 10 - Slide

de persoonsvorm spellen
Voorbeeld:
Els vind... hem erg leuk --> Els loopt hem erg leuk = Els vindt hem erg leuk.
Ik vind... hem erg leuk --> Ik loop hem erg leuk = Ik vind hem erg leuk. 

Slide 11 - Slide

Nog steeds lastig?
Je kunt ook nog het werkwoordschema terugvinden op blz. 238 in je lesboek. 

Slide 12 - Slide

Bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de
ik-vorm.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
met kofschiptaxi/ sexy fokschaap
B
op gevoel
C
ik-vorm of ik-vorm + t of ik-vorm + en

Slide 14 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
De overvaller (beroven) het gezin.
A
berooft
B
beroofd

Slide 15 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm tegenwoordige tijd van deze zin:

“Hij ........ het vlees voor vanavond."

A
hij kuidt
B
hij kuid

Slide 17 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 18 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Het vliegtuig (landen) ... op tijd.
A
land
B
landt

Slide 19 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Je vriend (bedoelen) ... het goed.
A
bedoel
B
bedoeld
C
bedoelde
D
bedoelt

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de vormen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
stam + de/te of stam + den/ten
B
stam, stam + t of het hele werkwoord
C
het hele werkwoord + d
D
alleen de stam

Slide 21 - Quiz

Wat zou de juiste persoonsvorm tegenwoordige tijd zijn van het “onzinwerkwoord” fluberen?

A
hij flubert
B
hij fluberd

Slide 22 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 23 - Quiz

Leren voor de toets
- Je weet de 3 vormen van spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Je kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide