Herhalingsles 1 spelling algemeen

Nederlands 14-05
- lASSo 1  herhaling paragraaf 1 en 2 spelling
- lASSo2 herhaling paragraaf 1 t/m 3 spelling 
- zelfstandig werken


1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Nederlands 14-05
- lASSo 1  herhaling paragraaf 1 en 2 spelling
- lASSo2 herhaling paragraaf 1 t/m 3 spelling 
- zelfstandig werken


Slide 1 - Slide

Mijn vakantie was....
Top
Saai
Zonnig
Bijzonder
Leuk
Gezellig
Stom
Vermoeiend

Slide 2 - Poll

Doel van de les
lASSo1: 
Ik weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet plaatsen.
Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en kan deze correct schrijven. 

lASSo2: 
Ik weet hoe ik Engelse en Franse leenwoorden correct moet spellen. 
Ik weet hoe ik het koppelteken en weglatingsstreepje correct gebruik. 



Slide 3 - Slide

Hoofdletters, hoe zat het ook alweer? Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 4 - Open question

Schrijf de namen in onderstaande zinnen correct. Welke twee antwoorden zijn juist?

1. meneer de vries gaat op zondag naar de kerk.
2. ronald de vries gaat op zondag naar de kerk.
A
Meneer De Vries
B
Meneer de Vries
C
Ronald De Vries
D
Ronald de Vries

Slide 5 - Quiz

Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Een naam schrijf je altijd met een hoofdletter.
Leestekens maken het lezen makkelijker.
Een zin begint altijd met een hoofdletter.

Slide 6 - Drag question

Zet de leestekens bij de juiste zinnen.
timer
0:45
Waarom doe jij zo onaardig
Hé, dat is mijn fiets
Spruitjes vind ik normaal niet zo lekker, maar vandaag waren ze wel oké
!
.
?

Slide 7 - Drag question

wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER

Slide 8 - Drag question

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
Jullie zijn knap aan het werk             zegt de juf
'
'
,
!
:
.

Slide 9 - Drag question

Vul de juiste leestekens in op de juiste plaats.
De leerling zegt            Dit is een leuke les
'
'
,
!
:
.

Slide 10 - Drag question

geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
beroemde
vriendelijke
metalen
ijzeren
enthousiaste
plastic

Slide 11 - Drag question

Schrijf de lange vorm van de bijvoeglijk naamwoorden:
gaaf - beton - wol - officieel - reus

Slide 12 - Open question

lASSo1: Aan de slag! 
Maak het werkblad over hoofdletters, leestekens en bijvoeglijk naamwoorden

Slide 13 - Slide

Engelse leenwoorden
- Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.

- Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: back-up, stand-by.
- Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je de delen los: compact disc, first lady.

Slide 14 - Slide

Franse leenwoorden
- Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.



- De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven:
Soms schrijf je een accent aigu, zoals bij paté.
Soms schrijf je een accent grave, zoals bij crème.
Soms schrijf je accent circonflexe, zoals bij crêpe.



Slide 15 - Slide

Engelse leenwoorden
Franse leenwoorden
cliché
airbags
stopwatch
bureau
cadeau
finish

Slide 16 - Drag question

Welke is correct?
A
carriere
B
carrière

Slide 17 - Quiz

Welke is correct?
A
shoot-out
B
shootout

Slide 18 - Quiz

Welke is correct?
A
elektriciën
B
elektricien

Slide 19 - Quiz

Welke is correct?
A
babysitter
B
baby-sitter

Slide 20 - Quiz

Koppelteken 
Als koppelteken en als weglatingsstreepje gebruik je een liggend streepje : gala-avond, in- en uitvoer (invoer en uitvoer).



Je gebruikt het koppelteken:
1. in samenkoppelingen die anders onoverzichtelijk worden:
- vergeet-mij-nietjes, heen-en-weer
2. in samenstellingen tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken, de zogenaamde ‘botsende klinkers’, zoals aa, oe, ui:
- camera-instelling, zo-even, cadeau-idee (maar: politieacademie, rijexamen)

Slide 21 - Slide

Koppelteken
3. bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en sint of Sint:
- mbo-niveau, A5-formaat, Sint-Nicolaas (maar als je een afkorting zonder hoofdletters als woord uitspreekt, komt er geen koppelteken: pincode, simkaart)


4. bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn:
- ’s-Gravenhage, Zuid-Scharwoude, Noord-Italië, West-Afrikaan


5. in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud- :
- aspirant-agent, bijna-doelpunt, non-actief


Slide 22 - Slide

Koppelteken
6. Als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
- pro-Europees, anti-Amerika


7. In samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden:
- paars-groen, bar-discotheek

Slide 23 - Slide

Weglatingsstreepje
Je gebruikt het weglatingsstreepje:



1. als je een deel van een woord weglaat: op- of aanmerkingen (opmerkingen of aanmerkingen), kerstbomen en -ballen (kerstbomen en kerstballen).
Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: hoge en lage cijfers.

Slide 24 - Slide

babyartikel
warmte isolatie
met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
fiets ketting
havo leerling
boek verslag
zo even
bagage afdeling
auto ongeluk
ultra links
pin code

Slide 25 - Drag question

Gebruik het weglatingsstreepje:
schooltoetsen en schoolexamens

Slide 26 - Open question

Weglatingsstreepje, kort in.
binnenland en buitenland

Slide 27 - Open question

Noteer met weglatingsstreepje:
maandagochtend en woensdagochtend

Slide 28 - Open question

Schrijf met een weglatingsstreepje:
rode schoenen en groene schoenen

Slide 29 - Open question

lASSo 2
Maken werkblad.

Slide 30 - Slide

Ik heb vertrouwen in de toets wat betreft de onderwerpen van vandaag.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll