We hebben twee vertalingen voor 'naar': zu of nach. Welke gebruiken we als we willen zeggen dat we naar iemand toe willen gaan? Voorbeeld: Ich gehe zu dir of Ich gehe nach dir?
A
zu dir
B
nach dir
Slide 29 - Quiz
Na "aus" verandert "ich" in...
Slide 30 - Open question
Jona ist nach ...(ons) an der Reihe.
Slide 31 - Open question
Wir haben das von ...(u) bekommen.
A
Ihnen
B
ihnen
C
sie
D
euch
Slide 32 - Quiz
Welke hoort er niet bij?
A
Durch
B
Bei
C
Nach
D
Zu
Slide 33 - Quiz
Ich mache den Kuchen bei ... (haar)
A
sie
B
ihm
C
ihr
D
ihnen
Slide 34 - Quiz
Na "mit" verandert "er" in ...
Slide 35 - Open question
Deel 2
Sprechfertigkeit üben
Slide 36 - Slide
Deel 2 : Samenwerkingsopdrachten
Aufgabe 33
1. Vertaal de vragen, schrijf deze in je schrift.
2. Formuleer een antwoord, schrijf deze in je schrift
3. Voer het gesprek, wissel daarna de rollen.
Aufgabe 34
1. Verbind de juiste zinnen met elkaar.
2. Bedenk een vraag bij het antwoord van A
3
Samenwerkingopdrachten
Aufgabe 37
1. Lees de opdracht goed.
2. Schrijf eerst jullie gesprek in je schrift (klant- verkoper)
3. Gebruik de Sprachmittel, Lernliste en het online woordenboek voor onbekende woorden.
4. Voer het gesprek.
5. Je moet de checklist volledig kunnen afvinken!!!!
timer
10:00
Slide 37 - Slide
Zelfstandig aan het werk
1. Maak van Kapitel 9, G Schreiben
Aufgabe 39, 40, 41, in je boek
2. Maak van Kapitel 9, G Scheiben
Aufgabe 42 online (dit soort opdracht ook in je toets)!!!
2. Klaar? Leer de woorden van K9 via
slim stampen.
Slide 38 - Slide
Hausaufgaben
1. Maak van Kapitel 9, G Schreiben
Aufgabe 39, 40, 41, in je boek
2. Maak van Kapitel 9, G Scheiben
Aufgabe 42 online (dit soort opdracht ook in je toets)!!!
3. Maak je 2 gesprekken in de winkel af volgens opdracht 37.
4. Leren: Lernliste NL-DU (Seite 132-133) + DU-NL
5. Leren: Grammatica A +B
Slide 39 - Slide
Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Je weet wat een persoonlijk voornaamwoord is en wat het betekent als deze in de 3e naamval staat.