Grammatik D - Sterke werkwoorden met 'a' en 'e' in de stam

Starke und regelmäßige Verben

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Starke und regelmäßige Verben

Slide 1 - Slide

Lernziel (= leerdoel)
Aan het eind van de les weet ik welke veranderingen er optreden bij een sterk werkwoord en kan ik deze toepassen.

Slide 2 - Slide

Starke Verben in o.t.t


(in NL sterk in Duits ook)

(sterk ww heeft klankverandering in de v.t)

stamm +

ich  - e

du   - st

er,sie- t

wir  - en

ihr       -t

sie,Sie -en

Slide 3 - Slide

Starke Verben mit -a im Stamm


Diese bekommen eine Änderung von a-> ä


schlafen- ich schlafe- du schläfst- er schläft


tragen- ich trage- du trägst- er trägt

Slide 4 - Slide

DUS !

fahren

ich fahre             wir fahren

du fährst         ihr fahrt
er/sie/es fährt            sie/Sie fahren

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

stamm mit -e

Starke Verben mit -e (klinkt kort) im Stamm bekommen -> i

helfen- du hilfst, er/sie/es hilft


bij lange klank (ee) bekommt es -> ie

lesendu liest, er/sie/es liest 


Verandering stamklinker alleen bij: du en er/sie/es



Slide 7 - Slide

Let op!

Bij werden, treten, geben en nehmen verandert de lange 'e' in 'i', niet in 'ie'.!!


gehen, stehen en genesen worden in de tegenwoordige tijd gewoon vervoegd zoals het zwakke ww ondanks de lange 'e'!

ich gehe- du gehst- er geht

du stehst- du genest

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Samengevat

Sterk ww- hoor je door klankverandering

korte klank -e- in het sterke ww -> -i

lange klank -ee- in het sterke ww -> -ie

-Let op de uitzonderingen-> TB


Sterke ww met -a in de stam wordt

bij: du, er, sie,es (man)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Link

Wanneer komt de verandering '-ie'?
A
Bij een korte 'e'-klank
B
Bij een lange 'ee'-klank

Slide 13 - Quiz

Wat gebeurt er bij een korte klank in het werkwoord?
A
een '-e' wordt 'i'
B
een '-e' wordt 'ie'
C
een '-e' blijft zo
D
Ik doe niet moeilijk en schrijf maar wat op

Slide 14 - Quiz

du (helfen)
A
helfst
B
hilfst
C
hilft
D
helfest

Slide 15 - Quiz

er (schlafen)
A
schlaft
B
schlift
C
schläft
D
schläfest

Slide 16 - Quiz

er (fahren)
A
fahrt
B
fihrt
C
fähret
D
fährt

Slide 17 - Quiz

ihr (fahren)
A
fahrt
B
fihrt
C
fähret
D
fährt

Slide 18 - Quiz

du (gehen)
A
gihst
B
giehst
C
gehst
D
gehest

Slide 19 - Quiz

sie (geben)
A
gebt
B
gibst
C
gibt
D
giebst

Slide 20 - Quiz

Noem eens werkwoorden, met 'e' die niet veranderen

Slide 21 - Open question

Huiswerk

Kapitel 4 - Lektion 4 (hoofdstuk 4.4):
Übungen (= opdrachten): 8 t/m 10.
Lernbox: de woordjes leren van Lektion 4 en 5 (Duits -> Nederlands) op blz. 52.


Slide 22 - Slide