Lijdend voorwerp Grammaticaproject deel 2

LIJDEND VOORWERP
Grammaticaproject deel 2
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

LIJDEND VOORWERP
Grammaticaproject deel 2

Slide 1 - Slide

wat weet jij over het lijdend voorwerp?

Slide 2 - Mind map

Opdracht
Straks volgen er 12 zinnen. 
Geef van elke zin de PV, het onderwerp en het lijdend voorwerp.
Tip: het lijdend voorwerp zit niet in elke zin

Als je niet (meer) weet wat het lijdend voorwerp is of hoe je het kunt vinden in een zin, kun je eerst erover lezen (zie volgende slide) of het filmpje kijken (slide daarna)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Schrijf de PV (persoonsvorm), het O (onderwerp) en het LV (lijdend voorwerp) op van de volgende zin. (tip: LV zit er niet altijd in)


Hij draagt het liefst leren laarzen.

Slide 6 - Open question

Schrijf de PV (persoonsvorm), het O (onderwerp) en het LV (lijdend voorwerp) op van de volgende zin. (tip: LV zit er niet altijd in)


Zij zullen hun zin doordrijven.

Slide 7 - Open question

Schrijf de PV (persoonsvorm), het O (onderwerp) en het LV (lijdend voorwerp) op van de volgende zin. (tip: LV zit er niet altijd in)


De mensen bestelden patat en kroketten.

Slide 8 - Open question

Schrijf de PV (persoonsvorm), het O (onderwerp) en het LV (lijdend voorwerp) op van de volgende zin. (tip: LV zit er niet altijd in)


Wij hebben vorige week Peters brommer opgevoerd.

Slide 9 - Open question


Voor vrijdag moet 
je dat formulier 
inleveren bij de conciërge.
LV
O
PV

Slide 10 - Drag question


Het bestuur van de voetbalclub 
krijgt 
een aanvullende subsidie.
LV
O
PV

Slide 11 - Drag question


De winkelier 
haalde 
een plastic zakje.
LV
O
PV

Slide 12 - Drag question


De kat
lag lekker te slapen
op de vensterbank
LV
O
PV

Slide 13 - Drag question

Na twee maanden had hij de toegangscode ontcijferd.

Zit er in deze zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz


De kinderen hebben tijdens de vakantie veel nieuwe ervaringen opgedaan.
Wat is het onderstreepte zinsdeel?

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz


Hij heeft twee broers

Wat is het onderstreepte zinsdeel?

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz


De piloot begon de veiligheidsvoorschriften aan passagiers uit te leggen.
Wat is het onderstreepte zinsdeel?

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quiz