oefentoets H 1 t/m 6 media kader

oefentoets
MEDIA
1 / 45
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

oefentoets
MEDIA

Slide 1 - Slide

WEL een kenmerk van massamedia
NIET een kenmerk van massamedia
De informatie is openbaar
De communicatie is indirect
De communicatie is eenzijdig
Er is geen persoonlijk contact tussen zender en ontvanger
Er is geen directe feedback
De informatie is geheim
De communicatie is direct
De communicatie is meerzijdig
Er is persoonlijk contact tussen zender en ontvanger

Slide 2 - Drag question

Eenzijdige communicatie
Tweezijdige communicatie
Verbale communicatie
Non- verbale communicatie
Communiceren zonder woorden
Alles wordt met 
woorden gezegd
Je kunt direct reageren op een ander
Nieuws luisteren via de radio

Slide 3 - Drag question

Verbale communicatie 
Non-Verbale communicatie

Slide 4 - Drag question

Welk kop is het meest objectief?
A
Overvallers krijgen vier maanden
B
Softe straffen voor criminele broers

Slide 5 - Quiz

Bekijk de foto.
Journalisten bepalen aan de hand van selectiecriteria wat er in het nieuws komt. Wat is hier het selectiecriteria?
A
Actueel
B
Nabijheid
C
Bijzonder of uitzonderlijk
D
Eigen identiteit krant

Slide 6 - Quiz

4. De massamedia vervullen verschillende functies.
Welke functie vervult afbeelding 1 vooral?

A
de amusementsfunctie
B
de informatiefunctie
C
de reclamefunctie
D
de socialiserende functie

Slide 7 - Quiz

4. De massamedia vervullen verschillende functies.
Welke functie vervult afbeelding 1 vooral?

A
de amusementsfunctie
B
de informatiefunctie
C
de reclamefunctie
D
de socialiserende functie

Slide 8 - Quiz

Welke hoort er niet bij? Journalisten komen aan informatie door:
A
Persbureaus
B
Personen of organisatie
C
Eigen fantasie
D
Zoeken zelf naar nieuws

Slide 9 - Quiz

Waar let je op als je wilt weten of het artikel betrouwbaar is?
A
afbeeldingen
B
bron (schrijver/site)
C
titel van het artikel
D
moeilijke woorden

Slide 10 - Quiz

Gaat het hier om een vooroordeel, om stereotypering of discriminatie? Sleep de uitspraak & beschrijving naar het juiste vakje!
Vooroordeel
Stereotypering
Discriminatie
Wanneer mensen in dezelfde situatie anders worden behandeld.  
Een oordeel hebben over iemand zonder dat je de feiten of die persoon kent.
Een oordeel hebben over een hele groep mensen.

Slide 11 - Drag question

Framingtheorie
Agendatheorie
Theorie van de selectieve perceptie
"De tv bepaalt over welke actuele onderwerpen we praten."
"De tv bepaalt op welke manier we over actuele onderwerpen praten." 
"Iedereen kijkt tv vanuit zijn eigen referentiekader."

Slide 12 - Drag question

Sleep belangrijke aspecten van een goede democratie naar de juiste waarden van het Nederlandse mediabeleid.
Persvrijheid 
Toegankelijkheid 
Kwaliteit
Pluriformiteit 
Goede informatie voor iedereen
Verscheidenheid in de media 
Vrijheid van meningsuiting 
Juiste informatie, goed onderzoek
Regering controleren

Slide 13 - Drag question

Een referentiekader is
A
een persoon die jou aanbeveelt voor een baan
B
een bril waardoor je de werkelijkheid bekijkt
C
een ander woord voor dominante cultuur
D
een ander woord voor je geloof

Slide 14 - Quiz

Belangrijke evenementen
Bescherming van de jeugd 
Commerciële omroep
De Pers
Publieke omroep
Andere media-instellingen

Slide 15 - Drag question

Vrijheid van meningsuiting is een kernwaarde.
A
Dictatuur
B
Democratie

Slide 16 - Quiz

Gelijkheid =
A
een norm
B
een waarde

Slide 17 - Quiz

Je gooit geen rommel op straat =
A
een norm
B
een waarde

Slide 18 - Quiz

Wat is pluriformiteit van de media?
A
Dat er veel verschillende soorten media zijn, met aandacht voor veel verschillende meningen
B
Dat er heel veel media is
C
Dat er veel nieuws wordt uitgezonden
D
Dat er veel buitenlands nieuws wordt getoond

Slide 19 - Quiz

Populaire kranten
Kwaliteitskranten
Schrijven sensationeel nieuws
Schrijven vaak ook over bekende Nederlanders
Schrijven vaak over politiek
Schrijven langere zinnen en gebruiken moeilijkere woorden

Slide 20 - Drag question

BNNVARA is een
A
Commerciële omroep
B
Publieke omroep
C
Een commerciële en publieke omroep
D
Een staatsomroep

Slide 21 - Quiz

SBS6 heeft vorig jaar ontdekt dat de beveiliging op Schiphol niet deugde. Er werden later vragen hierover gesteld aan de minister. Welke functie voor de democratie heeft de omroep dan?
A
Informatiefunctie
B
Controle waakhondfunctie
C
Socialiserend functie
D
opiniërende functie (meninggevende)

Slide 22 - Quiz

Als je een goede journalist wilt zijn dan moet je hoor- en wederhoor toepassen.
Wat is dat?
A
Je vermeld je bronnen
B
Je controleert goed beide bronnen
C
Je laat beide partijen aan het woord
D
Je luistert zonder je mening te geven

Slide 23 - Quiz

De Volkskrant is een
A
kwaliteitskrant
B
opinietijdschrift
C
populaire krant
D
nieuwstijdschrift

Slide 24 - Quiz

Google maakt dus gebruikt van.................. om informatie te ordenen, zodat jouw zoekopdracht het gewenste resultaat oplevert.
(vul het ontbrekende woord in)
A
gigabytes
B
robots
C
algoritmes

Slide 25 - Quiz

Wat is het grootste nadeel van filterbubbels?
A
Je ziet enkel berichten die bij jouw mening passen
B
Je vrienden zien jouw foto's soms niet
C
Je ziet vaak dezelfde resultaten met verschillende termen
D
Er zijn geen nadelen

Slide 26 - Quiz

Je ontvangt alleen nog informatie die jouw mening bevestigt.

A
Filterbubbel
B
Selectieve Waarnemeing
C
On-demand economie
D
Infotainment

Slide 27 - Quiz

filterbubbel
Twee vrienden zoeken via Google op de term Egypte. Zij krijgen wisselende zoekresultaten op basis van hun surfgeschiedenis.
 

De één krijgt namelijk vooral toeristische trekpleisters te zien in de zoekresultaten, terwijl de ander informatie krijgt over de politieke crisis in Egypte.

Wanneer zoekgegevens op internet worden bijgehouden, kun je na verloop van tijd in kaart brengen wat iemands interesses zijn. En vervolgens voorspellen wat diegene waarschijnlijk wel/niet zoekt. Zo werkt ook de filterbubbel.

Slide 28 - Slide

Je kiest zelf wat je wilt zien en wilt horen.
A
Filterbubbel
B
Selectieve waarneming
C
Algoritmes
D
On-demand economie

Slide 29 - Quiz

Is de Telegraaf een populaire krant of een kwaliteitskrant?
A
Populaire krant
B
Kwaliteitskrant

Slide 30 - Quiz

Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is een verschil?

Publieke omroepen:

A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.

Slide 31 - Quiz

Het hoofddoel van een commerciële omroep is:
A
Hoge kijkcijfers
B
Mensen amuseren
C
Mensen informeren
D
Winst

Slide 32 - Quiz

Journalisten ontdekken dat Mark Rutte heeft gelogen over nieuwe ziekenhuizen
A
informerende functie
B
controlerende -waakhondfunctie
C
meningsvormende functie

Slide 33 - Quiz

Bekijk de afbeelding... Iedereen ziet er kennelijk wat anders in...

Bij welk begrip past dit het best?
A
socialisatie
B
referentiekader
C
objectiviteit
D
manipulatie

Slide 34 - Quiz

Klopt deze stelling:
Je referentiekader bestaat uit al je persoonlijke normen en waarden, belangen, meningen en ervaringen.
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz

Noem twee waarden die voor jou heel belangrijk zijn.

Slide 36 - Open question

Wat is geen doel van nepnieuws?
A
Sfeer verzieken
B
Goede doelen steunen
C
Politiek beïnvloeden
D
Mensen oplichten

Slide 37 - Quiz

Kijkcijfers zijn belangrijker voor commerciële zenders dan voor publieke omroepen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Infotainment betekent:
A
Amusementsprogramma's
B
Amusement en informatie gecombineerd
C
informatieve en opiniërende programma's gecombineerd
D
informatie en educatie gecombineerd

Slide 39 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de injectienaaldtheorie?
A
indoctrinatie - hersenspoelen
B
publieke opinie
C
stereotypes
D
politieke agenda

Slide 40 - Quiz

Stel je voor dat je telkens een reclame ziet die zegt: "Deze snack is het allerbeste, je kunt niet zonder!" Zelfs als je weet dat er andere snacks zijn die ook lekker zijn, kan het zijn dat je na een tijdje denkt: "Misschien is die snack wel echt het beste." Het is een beetje zoals iemand die je steeds dezelfde boodschap vertelt, totdat je gaat geloven dat het waar is, zelfs als het dat niet is.

Dit is een voorbeeld van injectienaaldtheorie.
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Ik volg het nieuws alleen via insta; zo zie ik tenminste niet al die bullshit.
A
Injectienaaldtheorie
B
Agendatheorie
C
theorie van de selectieve perceptie
D
framing theorie

Slide 42 - Quiz

framing
Framing is een beïnvloedingstechniek die veel voorkomt in de media en politiek. 
Het is het idee dat de manier waarop je iets presenteert verschillende reacties kan oproepen. Woorden kunnen een positieve of negatieve emoties/gevoelens/ideeën hebben. Een voorbeeld van framing dat we allemaal kennen: “Het glas is halfvol” versus “Het glas is halfleeg”. Halfvol klinkt optimistisch omdat ‘vol’ een positieve emotie/gevoelen/idee heeft in dit voorbeeld. Het woord ‘leeg’ heeft daarentegen een negatieve emotie/gevoelen/idee. Dit voorbeeld wordt voornamelijk gebruikt om aan te geven dat een ander perspectief nieuwe inzichten kan geven. Hoe je iets bekijkt kan impact hebben op je keuzes.

Slide 43 - Slide

Een reclame over pijnstillers (zoals Ibuprofen) maakt gebruik van manipulatie.
A
ja, want ze noemen alleen de voordelen
B
nee, want dit heet framing

Slide 44 - Quiz

Ik ben klaar voor de toets.
nee ik moet echt nog leren
ik denk het wel
ja zeker
dikke 10 man

Slide 45 - Poll