Kennis test Microsoft Word 365

Wanneer gebruik je in Word de optie
OPSLAAN ALS?
A
Om het document onder een andere naam op te slaan
B
Om het document te sluiten
C
Om het document naar iemand toe te mailen
D
Om er een Excel bestand van te maken
1 / 40
next
Slide 1: Quiz
InformaticaMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wanneer gebruik je in Word de optie
OPSLAAN ALS?
A
Om het document onder een andere naam op te slaan
B
Om het document te sluiten
C
Om het document naar iemand toe te mailen
D
Om er een Excel bestand van te maken

Slide 1 - Quiz

Met welke SNELTOETS kun je jouw document opslaan?
A
F11
B
CRTL+S
C
ALT+S
D
SHIFT+S

Slide 2 - Quiz

Met welke SNELTOETS kun je de tekst vet maken?
A
CTRL+B
B
CTRL+C
C
CTRL+N
D
CTRL+U

Slide 3 - Quiz

Met welke SNELTOETS kun je de tekst onderstrepen?
A
CTRL+B
B
CTRL+N
C
CTRL+V
D
CTRL+U

Slide 4 - Quiz

Met welke SNELTOETS kun je de tekst Cursief maken?
A
CTRL+V
B
CTRL+I
C
CTRL+C
D
CTRL+X

Slide 5 - Quiz

Met welke SNELTOETS kun je een nieuw leeg document maken?
A
F12
B
Alt+N
C
CRTL+N
D
SHIFT+N

Slide 6 - Quiz



Via welk tabblad in het lint kun je Bronvermelding toevoegen?
A
Ontwerpen
B
Indeling
C
Invoegen
D
Verwijzingen

Slide 7 - Quiz

Je hebt in een nieuw leeg document een stukje tekst getypt en je drukt op de ENTER toets.
Je typt opnieuw een stukje tekst en drukt opnieuw op ENTER. Je typt nog een beetje tekst en drukt opnieuw op ENTER.
Uit hoeveel alinea's bestaat jouw document nu?
A
1 alinea
B
2 alinea's
C
3 alinea's
D
0 alinea's

Slide 8 - Quiz

In een document staat de CURSOR midden in een woord.
Je klikt drie keer met de linker muisknop.

Wat is er nu geselecteerd?
A
Het hele woord
B
De hele alinea
C
De hele zin
D
Het hele document

Slide 9 - Quiz

Je wilt een lettergrootte van 21,5 instellen.

KAN DIT?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Kun je document direct in OneDrive opslaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Hoe kun je een Word-document direct
als bijlage in Outlook hangen?
A
Je moet eerst opslaan
B
Via Delen
C
Via Afdrukken

Slide 12 - Quiz

Via welk tabblad in het lint kun je Samenvoegen en afdrukken
A
Invoegen
B
Verwijzing
C
Start
D
Verzendlijsten

Slide 13 - Quiz

Wat is een thema in WORD?
A
Het onderwerp waar het document over gaat
B
Een set op elkaar afgestemde kleuren en lettertypen
C
Een sjabloon
D
Een specifiek document

Slide 14 - Quiz

Welke aanvulling past het best?
Een dialoogvenster wordt gebruikt om:
A
Meer informatie over een functie te krijgen
B
Een document te sluiten
C
Meerdere instellingen tegelijkertijd toe te passen
D
Alle voorgenoemde mogelijkheden

Slide 15 - Quiz

Welke beweringen is waar?
A
Alle alinea's in het document hebben per definitie de zelfde regelafstand
B
Je kunt zowel de regelafstand als de afstand tussen alinea's zelf bepalen
C
De in te stellen regelafstand is afhankelijk van het lettertype
D
Regelafstand verandert automatisch als je de lettergrootte aanpast

Slide 16 - Quiz


Waar of Onwaar?
Als je een geknipte selectie in het document plakt, wordt deze selectie na het plakken meteen van het klembord verwijder.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er als je op de PgDn toets drukt?
A
De tekst wordt een paginalengte verschoven
B
De cursor invoegpositie wordt naar de volgende pagina verplaatst
C
De tekst een schermhoogte verschoven
D
De cursor invoegpositie wordt 25 tekstregels verplaatst

Slide 18 - Quiz

Waar wordt in WORD de tab "verzendlijsten" voor gebruikt
A
Om een document dubbelzijdig af te drukken
B
Om twee bestanden met elkaar te kunnen vergelijken
C
Voor het maken van een mailing of het maken van een etiketten vel
D
Voor het invoegen van een tabel met persoonsgegevens

Slide 19 - Quiz


Wat is nodig om een automatische
inhoudsopgave te genereren ?
A
Het document moet van paginanummer zijn voorzien
B
Boven ieder hoofdstuk moet een hoofdstuknummer staan
C
Het document moet tekst bevatten met de stijlen, kop 1, kop, etc.
D
Word kan geen automatische inhoudsopgave maken

Slide 20 - Quiz


Via welk tabblad in het lint
kun je jouw navigatievenster
op het scherm krijgen?
A
Tabblad weergave
B
Tabblad bestand
C
Tabblad invoegen
D
Tabblad beeld

Slide 21 - Quiz

Waar of Onwaar?
De knop om met één klik een word document te openen is in Word 365 niet meer beschikbaar
A
Waar
B
Onwaar

Slide 22 - Quiz


Hoe kun je ervoor zorgen dat je
in Word met Excel kunt werken?
A
door Excel op te starten, een aantal cellen te kopiëren en deze met Ctrl+V in een Word document te plakken
B
Door in Word een Excel werkblad in te voegen
C
Door in Word op Bestand te klikken en vervolgens te kiezen voor openen. je kiest dan het betreffende Excel bestand en dit wordt ingevoegd
D
Het is niet mogelijk om in Word te werken met Excel

Slide 23 - Quiz


Je bent in Word 365 aan het werk met
een .doc bestand.
Welke functies zijn er beschikbaar?
A
Alle functies zijn beschikbaar
B
Het is in Word 365 alleen mogelijk om een .doc bestand te lezen, niet te bewerken
C
Het is in Word 365 niet mogelijk om een .doc bestand te openen
D
Word 365 werkt alleen met .docx bestanden

Slide 24 - Quiz

Je hebt een tekst ingetypt, maar had per ongeluk de
CAPS LOCK aanstaan. Je selecteert de betreffende tekst.
Met welke sneltoets combinatie kun je vervolgens
de letters weer klein maken?
A
ALT+F3
B
CTRL+F3
C
SHIFT+F3

Slide 25 - Quiz

In een document van vijf pagina's wil je dat
alleen de derde pagina liggend is.
Welke van de onderstaande mogelijkheden
gebruik je hiervoor?
A
Een Thema
B
De afdrukoptie aangepaste afdruk
C
Een sectie
D
Het is niet mogelijk om één pagina liggend te maken, terwijl de andere staand zijn

Slide 26 - Quiz

Er staat afbeelding in je document. maar je kunt deze afbeelding niet opmaken via Hulpmiddelen voor Afbeeldingen tab. Wat kan er aan de hand zijn?
A
De afbeelding is niet geselecteerd
B
De afbeelding is een .png en niet een .jpg bestand
C
Het document moet eerst worden opgeslagen

Slide 27 - Quiz

Je hebt een woord geselecteerd.
Het woord is geheel opgemaakt naar je wensen en je wilt graag dat andere woorden deze opmaak ook krijgen.
Met welke sneltoets kun je
de opmaak van het woord kopiëren?
A
CTRL+O
B
CTRL+SHIFT+O
C
CTRL+C
D
CTRL+SHIFT+C

Slide 28 - Quiz


Hoe kom je in het lint bij
Afbeeldingsopmaak?
A
Klik op een plaatje
B
Via lint aanpassen
C
Bij afdrukken
D
Via start

Slide 29 - Quiz


Is het mogelijk om in Word een
ander papierformaat te kiezen dan A4?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

Op welk tabblad moet u klikken om
een nieuwe kolom
in een bestaande tabel in te kunnen voegen?
A
Invoegen
B
Pagina indeling
C
Indeling

Slide 31 - Quiz


Met welke Word-optie maakt u speciale
sierlijke effecten met letters?
A
WordPad
B
WordArt
C
WordPaint

Slide 32 - Quiz

Hoe kunt u een tekstvak verslepen naar een andere plaats?
A
Plaats de aanwijzer midden op het tekstvak
B
Plaats de aanwijzer op de hoek van het tekstvak
C
Plaats de aanwijzer op de rand van het tekstvak

Slide 33 - Quiz


Wat gebeurt er als u op
deze knop klikt?
A
De cursor beweegt naar links over de tekst
B
De laatste handeling wordt ongedaan gemaakt
C
De hoeveelheid links inspringen wordt verkleind

Slide 34 - Quiz



Is het mogelijk om met de cijfers in een tabel
in Word berekeningen te maken?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz



Wat wordt er in Word met een stijl bedoeld?
A
Het paginaformaat en de marges van een document
B
Een effect dat u kunt toepassen op een afbeelding
C
Een standaard opmaak en indeling van een alinea

Slide 36 - Quiz



Als je op DICTEREN klik
A
Wordt de getypte tekst opgelezen
B
Wordt de gesproken tekst uitgeschreven

Slide 37 - Quiz

Op welk tabblad moet u klikken om je tekst te laten vertalen?
A
Start
B
Indeling
C
Controleren
D
Verwijzingen

Slide 38 - Quiz

Op welk tabblad moet u klikken om je tekst te laten Voorlezen?
A
Start
B
Verwijzingen
C
Controleren
D
Indeling

Slide 39 - Quiz


Op welk tabblad moet u klikken
om Tabellen toe te voegen?
A
Invoegen
B
Indeling
C
Verwijzingen
D
Beeld

Slide 40 - Quiz