What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Woordenschat - Homoniemen en antoniemen
Woorden met meerdere betekenissen
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woorden met meerdere betekenissen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je leert de betekenis van woorden met meerdere betekenissen afleiden uit de tekst.
Slide 2 - Slide
Jan, wil jij even naar de bank lopen?
Slide 3 - Slide
Meerdere betekenissen
Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.
homoniem
Je kan in de war raken.
Slide 4 - Slide
Homoniemen
arm
slot
kussen
slot
licht
bank
Slide 5 - Slide
Woordenboek
Als je een woord in het woordenboek opzoekt, zorg dan dat je de juiste betekenis kiest.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
De vormgever was bezig met het opmaken van de pagina's.
Slide 8 - Slide
Voor een feest wil Minke zich altijd graag mooi opmaken.
Slide 9 - Slide
Welk homoniem past in de zin?
Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.
______
A
gedumpt
B
gezet
Slide 10 - Quiz
Welk homoniem past in de zin?
Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.
______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent
Slide 11 - Quiz
Welk homoniem past in de zin?
De douane neemt bij een controle veel pillen in.
______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt
Slide 12 - Quiz
Welk homoniem past in de zin?
Hij wilde het huurcontract opzeggen, omdat hij het geld niet meer kon opbrengen.
_________
A
einde maken aan een afspraak
B
iets uit je hoofd opzeggen
Slide 13 - Quiz
Welk homoniem past in de zin?
De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.
_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken
Slide 14 - Quiz
Antoniemen
Sommige woorden zijn tegenovergesteld van elkaar.
antoniemen
Je kunt ze soms maken door een voorvoegsel toe te voegen. Voorvoegsels zijn: a, ab, anti, des, de, il, in, im, on, tegen
Bijvoorbeeld: tevreden -
on
tevreden of legaal -
il
legaal
Slide 15 - Slide
Aan de slag
Maken opdr. 6 + 7 + 8 + 9 (TL) + 10 + 11 (vanaf blz. 21)
timer
10:00
Slide 16 - Slide
Geef een voorbeeld van een synoniem.
Slide 17 - Open question
Leg uit wat een homoniem is met een voorbeeld.
Slide 18 - Open question
Noem twee antoniemen.
Slide 19 - Open question
More lessons like this
Woordenschat - Woorden met meerdere betekenissen
March 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Woordenschat - Woorden met meerdere betekenissen
May 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Woordenschat - Woorden met meerdere betekenissen
January 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Woordenschat H4
May 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Woordenschat - Woorden met meerdere betekenissen
February 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Woordenschat H4 - Woorden met meerdere betekenissen K3
June 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Woorden met meerdere betekenissen
May 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Woorden met meerdere betekenissen
February 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3