Dag 5 - THEMA 2 - Bellen en mailen

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 2: Bellen en mailen - D5

'Nieuwe' woorden vandaag 

• de ochtend
• de opdracht
• de plaats
• de reden
• de regel
• de rest
• samen

de ochtend

• begin van de dag
• tussen nacht en middag

• de ochtend - de ochtenden

• zin: Ik begin de ochtend met een ontbijt.
• zin: Deze ochtend is erg koud. 

29

de opdracht

• taak die je krijgt
• moet je maken of doen

• de opdracht - de opdrachten
• de opdracht - de taak

• zin: Ik maak morgen twee opdrachten.
• zin: Deze opdracht is klaar. 

30

de plaats

• een plek 
• waar je bent

• de plaats - de plaatsen

• zin: Ik zit op deze plaats.
• zin: Den Helder is een goede plaats om te wonen.

31

de reden

• antwoord op een vraag 
• Waarom doe je iets?

• Waarom gebeurt er er iets? 

• de reden - de redenen

• zin: Hij heeft geen goede reden waarom hij te laat is.

32

de regel

• wat je mag doen 
• wat je niet mag doen

• de regel - afspraak
• de regel - de regels 

• zin: De regel is: geen muts op in de klas.

33

(de) rest

• dat wat overblijft 
• de rest - het restje

• zin: Negen gedeeld door twee is vier rest één.
• zin: Ik heb het restje van gisteren mee naar school genomen. 

34

samen

• bij elkaar
• met elkaar 
• niet alleen

• samen <--> alleen

• zin: Ik ga samen met mijn vriend naar school.
• zin: Samen is alles leuker.

35

De ochtend is een dagdeel.
Welke tijden zijn dat?

29

1. 00:00 - 06:00 uur
2. 06:00-12:00 uur
3. 12:00 - 18:00 uur
4. 18:00 - 24:00 uur

Wat is het synoniem voor
'de ochtend'?

29

1. de avond
2. 's ochtends
3. de dag
4. de morgen

Als ik naar school ga is het ...

29a

1. ochtend
2. nacht
3. avond
4. middag

Als ik na een dag school weer naar huis ga, dan is het ....

29b

1. ochtend
2. nacht
3. avond
4. middag

Hoe noem je een taak die je krijgt?

30

1. een som
2. een plaats
3. een keer
4. een opdracht

Maak een goede zin met het woord
'opdracht'.

30

In de klas heeft iedereen een eigen ...

31

1. docent
2. fiets
3. ochtend
4. plaats

Ik kom niet naar school vandaag.
Wat is de ... ?

32

1. rest
2. reden
3. maand
4. regel

Maak een goede zin met het woord 'plaats'.

31

Waarom ga je naar school?
Het antwoord op deze vraag is een ...

32

1. keuken
2. reden
3. help
4. uitleggen

Een ander woord (synoniem) voor een 'regel' is een ...

33

1. zegsel
2. afspraak
3. vertellen
4. praatje

Wat is een regel in de klas?
Maak een zin van minimaal
vier woorden

33

Waar is de ... van de klas?
Zij zijn ziek of aan het spijbelen.

34

1. rest
2. samen
3. reden
4. regel

In de pan zit nog een ...

34

1. regel
2. reden
3. restje
4. plaats

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ... aan de opdracht.

35

1. 's avonds
2. nooit
3. samen
4. regel

Een ander woord (synoniem) voor
'niet alleen' is ...

35

1. de keer
2. datum
3. samen
4. morgen