1. Leerlingen met weinig zelfvertrouwen of motorische achterstand
EDI werkt vaak beter: Deze leerlingen hebben baat bij duidelijkheid en stap-voor-stap begeleiding.
Voorbeeld: Een leerling die moeite heeft met balvaardigheid voelt zich zekerder bij een docent die de techniek voordoet en begeleidt.
2. Autonome en sportieve leerlingen
Traditionele aanpak motiveert vaak meer: Ze vinden het prettig om te experimenteren en leren via spel en variatie.
Voorbeeld: Een sportieve leerling raakt snel verveeld bij EDI als alles voorgeschreven wordt.
3. Leerlingen met gedragsproblemen of concentratieproblemen
EDI biedt structuur en veiligheid, wat storend gedrag kan verminderen.
Voorbeeld: Een leerling met ADHD weet bij EDI precies wat van hem verwacht wordt, wat rust geeft.