2 mavo - spelling - meervouden van zelfstandige naamwoorden

Spelling hoofdstuk 3
Meervoud van zelfstandige naamwoorden + meervouds-n bij verwijzingen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling hoofdstuk 3
Meervoud van zelfstandige naamwoorden + meervouds-n bij verwijzingen

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les:

  • kun je het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen;
  • weet je wanneer je een -n schrijft achter woorden als 'alle(n)', beide(n)' en 'sommige(n)'. 

Slide 2 - Slide

Tijd voor het dictee
Ik lees 10 zinnen voor en per zin herhaal ik 2 woorden. Deze twee woorden schrijf je goed op in je schrift. Succes!!

Slide 3 - Slide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
1. Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen ]:
  • belofte - beloften/beloftes
  • gedachte - gedachten/gedachtes

2. Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een -z of en -v. 
  • roos - rozen (maar kous - kousen)
  • brief - brieven (maar paragraaf - paragrafen)


Slide 4 - Slide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
4. Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof + s ('s) als je het woord anders verkeerd zou uitspreken. 
  • cavia - cavia's 
  • auto - auto's
  • puppy - puppy's

Maar.........
  • jockey - jockeys
  • garage - garages

Slide 5 - Slide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
3. Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord. 
  • slee - sleeën
  • bacterie - bacteriën (klemtoon bacterie ligt niet op de laatste lettergreep)
  • porie - poriën (klemtoon porie ligt niet op de laatste lettergreep) 
  • knie - knieën (klemtoon knie ligt op de laatste lettergreep)
  • melodie - melodieën (klemtoon melodie ligt op de laatste lettergreep)


Slide 6 - Slide

Welke meervoudsvorm hoort bij het volgende woord: kassa?
A
kassas
B
kassa's
C
kassaas

Slide 7 - Quiz

Welke meervoudsvorm hoort bij het volgende woord: zee?
A
zees
B
zeën
C
zeeën
D
zees +zeeën

Slide 8 - Quiz

Welke meervoudsvorm hoort bij het volgende woord: gemeente?
A
gemeentes
B
gemeenten
C
gemeenten + gemeentes

Slide 9 - Quiz

Welke meervoudsvorm hoort bij het volgende woord: cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 10 - Quiz

Aan de slag....
Je gaat nu opdr. 2 op blz. 129 maken. 

Slide 11 - Slide

Antwoorden opdr. 2
1 a vossen
 b prijzen
 c kopieën
 d gewoonten, gewoontes
 e menu’s
 f haviken
 g wolven
 h geen meervoud
 i zeemannen, zeelieden, zeelui
 j fotografen






k ziekten, ziektes
 l kersen
 m mosselen
 n kassa’s
 o groenten, groentes
 p technici
 q ideeën
 r cowboys

Slide 12 - Slide