Soorten stoffen deel 3 + 4: metalen & zouten

Havo4 SK hoofdstuk 2
Chemische bindingen
deel 3: metalen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Havo4 SK hoofdstuk 2
Chemische bindingen
deel 3: metalen

Slide 1 - Slide

Welk van de volgende stoffen is een metaal?
A
MgO
B
Co
C
CO
D
Al

Slide 2 - Quiz

Kenmerkende eigenschappen:

  1. glanzend uiterlijk
  2. hoog smeltpunt
  3. geleiden warmte
  4. geleiden elektriciteit
  5. goed vervormbaar

Slide 3 - Slide

Vaak gewonnen als erts
Kopererts

Zout:
koperoxide
Cu2O
IJzererts

Zout:
Ijzer (III) oxide
Fe2O3


Bauxiet

Zout:
aluminiumoxide
Al2O3

Slide 4 - Slide

Metaalbinding: vrije elektronen!
Metaalatomen 'lekken' makkelijk elektronen
Atoomrest positief geladen
Elektronen negatief geladen

Slide 5 - Slide

Metaalbinding: stroomgeleiding
-
-
-
-
De 'vrije elektronen' worden doorgegeven 

Slide 6 - Slide

Metalen vervormen
De metaalatomen kunnen goed schuiven door vrije elektronen

Slide 7 - Slide

Waaruit bestaat een metaalbinding?
A
Vrije ionen
B
Positieve ionen
C
Vrije elektronen
D
Vrije atomen

Slide 8 - Quiz

Uit het feit dat metalen (behalve kwik) een hoog smeltpunt hebben, kan je afleiden dat de metaalbinding ... is.
A
sterk
B
zwak

Slide 9 - Quiz

natrium 
ijzer
Zeer onedel metaal
Onedel metaal
zilver
Edel metaal
goud
Edelheid van metalen
- Zeer onedele metalen reageren erg snel met andere stoffen
- Onedele metalen reageren gemakkelijk met andere stoffen
- Edele metalen reageren nauwelijks of niet met andere stoffen

Slide 10 - Slide

Corrosie:
Aantasting van metalen door water en zuurstof

Bij ijzer noemen we dit specifiek "roesten"

Slide 11 - Slide

Edelmetalen 
  • Reageren niet of nauwelijks met andere stoffen
  • Ongevoelig voor corrosie
  • Vaak gevonden als zuivere stof 
  • Voorbeelden: goud en platina

Slide 12 - Slide

Legering
Mengsel van metalen. 
- Voor betere eigenschappen

- Verandering in het metaal rooster

Slide 13 - Slide

Legeringen: verandering in het metaalrooster
Metaalrooster vervormt door grotere of kleinere atomen erbij.
De atomen kunnen niet zo gemakkelijk langs elkaar bewegen.
De legering wordt harder dan het zuivere metaal.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Aan de slag...
paragraaf 2.3
opgaven 2b, 6 en 9

Slide 16 - Slide

Havo4 SK hoofdstuk 2
Chemische bindingen
deel 4: zouten

Slide 17 - Slide

Sleep de formules naar de juiste soort stof
Moleculaire stof
Zout
Metaal
Al
Al2O3
O2

Slide 18 - Drag question

Zouten bestaan uit ionen
Combinatie van:
  • positieve metaalionen
  • negatieve niet-metaalionen

Vast zout: ionen om-en-om in een ionrooster met tussen de ionen  zeer sterke ionbinding

Slide 19 - Slide

Ionen  
atoom met te weinig elektronen = positief ion

Natrium staat graag 1 elektron af (octetregel: 8 in de dan buitenste schil)
11 protonen:    11+
11 elektronen: 11-
totale lading:  0
11 protonen:    11+
10 elektronen: 10-
totale lading:  1+

Slide 20 - Slide

Ionen  
atoom met te veel elektronen     = negatief ion
Zuurstof neemt graag 2 elektronen op (weer de octetregel...)
8 protonen:    8+
8 elektronen: 8-
totale lading:  0
8 protonen:    8+
10 elektronen: 10-
totale lading:  2-

Slide 21 - Slide

Zout is niet vervormbaar
Het patroon van het rooster verandert wanneer een zout gebogen wordt. Daarom is een zout niet buigbaar.

+ ionen naast +ionen
- ionen naast - ionen
dus afstoting tussen de ionen!

Slide 22 - Slide

Stroomgeleiding van zouten
Kan alleen als je vrije ionen hebt:
(s) geen geleiding: ionen in rooster

(l) wel geleiding:
ionen bewegen langs elkaar

(aq) wel geleiding:
ionen bewegen vrij in het water


Oplossen van een zout in water:

Slide 23 - Slide

stroomgeleiding, wel of niet?
geleidt als vaste stof
geleidt nooit
geleidt als opgelost
geleidt als vloeibaar

Slide 24 - Drag question

Welke deeltjes zorgen in een metaal voor stroomgeleiding?
(antwoord bestaat uit twee woorden!)

Slide 25 - Open question

Welke deeltjes zorgen in een opgelost zout voor stroomgeleiding?
(antwoord bestaat uit twee woorden!)

Slide 26 - Open question

Aan de slag...
paragraaf 2.3
opgaven 2b, 6 en 9

paragraaf 2.4
opgave  5, 7 en 10

Slide 27 - Slide