Unité 1 - Sport & passions (herhaling vh proefwerk)

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Unité 1 - Sport & passions

 (herhaling vh proefwerk)

2M

Wat moet je leren?

PW Unité 1

• Culture (p. 6-7)
• apprendre 3: Grammaire I être, avoir, faire (p. 14-16, p. 35)
  
• De klok (p. 18, p. 36) + je aantekening
  
• apprendre 5: Grammaire II bezittelijk voornaamwoord (p. 22-24, p. 36)
• apprendre 7 en 9: zinnen (Frans-Nederlands, Nederlands-Frans) (p. 37)
• Je krijgt een leestekst

Culture

Welk spel wordt hiernaast afgebeeld?

1. Knikkerspel
2. Pétanque
3. Jeu de boules
4. Fries kaatsspel

Welke sport is in Frankrijk wél populair en in Nederland niet zo.

1. le football
2. le tennis
3. la pétanque
4. le rugby

Grammaire I

De onregelmatige ww: 

être, avoir, faire

être, avoir, faire in présent

	être	avoir	faire
je/j'	suis	ai	fais
tu	es	as	fais
il/elle/on	est	a	fait
nous	sommes	avons	faisons
vous	êtes	avez	faites
ils/elles	sont	ont	font

être, avoir, faire in présent

	être	avoir	faire
je/j'	suis	a i	f ais
tu	e s	a s	f ais
il/elle/on	e st	a	f ait
nous	sommes	a vons	f aisons
vous	ê tes	a vez	f aites
ils/elles	sont	ont	f ont

Vertaling?

être

avoir

faire

                              hebben

                                      zijn

                    doen/maken

avoir

être

faire

ils sont

ils font

ils ont

ÊTRE = ZIJN
Vul de juiste vorm van ÊTRE in de présent in:

Louise __________ (être) en cinquième.

ÊTRE = ZIJN
Vul de juiste vorm van ÊTRE in de présent in:

Nous __________ (être) dans la même classe.

AVOIR = HEBBEN
Vul de juiste vorm van AVOIR in de présent in:

Il __________ (avoir) beaucoup de devoirs.

AVOIR = HEBBEN
Vul de juiste vorm van AVOIR in de présent in:

Tu __________ (avoir) un cours de théâtre.

FAIRE = MAKEN/DOEN
Vul de juiste vorm van FAIRE in de présent in:

Vous __________ (faire) un sport dangereux!

FAIRE = MAKEN/DOEN
Vul de juiste vorm van FAIRE in de présent in:

Ils __________ (faire) du rugby depuis un an.

De klok 

L'heure

Let op! Je krijgt de klok alléén Frans-Nederlands!

Combine l'heure avec le bon horloge

Il est une heure.

Il est une heure et quart.

Il est deux heures moins le quart.

Il est deux heures et demie.

Vertaal:
Il est deux heures et demie.

1. Het is half 2.
2. Het is half 3.
3. Het is half 1.
4. Het is half 4.

Vertaal:
Il est midi.

1. Het is 00:00 uur.
2. Het is 12:30 uur.
3. Het is 11:00 uur.
4. Het is 12:00 uur.

Vertaal:
Il est cinq heures et quart.

Vertaal:
Il est huit heures moins le quart.

Het bezittelijk voornaamwoord

	Mnl.ev.	Vrl.ev.	Mv.
Mijn
Jouw
Zijn/haar

Bezittelijk voornaamwoord

Ma

Mon

Mes

Ton

Ta

Tes

Son

Sa

Ses

Sleep de bezittelijk voornaamwoorden naar de juiste vertaling

ONS/ONZE

JULLIE / UW

HUN

    nos

  votre

   leur

   notre

      vos

    leurs

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.


_________ (jouw) mère

1. ton
2. ta
3. son
4. sa

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.


_________ (jouw) père

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.


_________ (mijn) tante

1. ma
2. ta
3. mon
4. son

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.


_________ (jullie) mères

1. votre
2. vos
3. son
4. sa

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.

Voilà _________ (mijn) famille elle est petite.

1. moi
2. ma
3. mon
4. mes

Zinnen

Vertaal:
Ik hou van mijn sport.

Vertaal:
We spreken om vier uur af.

Vertaal:
Je suis débutant.

Vertaal:
Je m'inscris.

Welk onderdeel vond je het lastigste?

Unité 1 'Bonjour'

Être, avoir, faire

Bezittelijk voornaamwoord

Klok

Zinnen

Au travail!

Oefenen voor het proefwerk!

• Bezittelijk voornaamwoord --> Grammaire II EXTRA
• être, avoir, faire --> Grammaire I EXTRA, verbuga/quizlet
• Lezen --> Lire EXTRA
• Alles? --> proeftoets 
• Klok --> memory