Spelling blok 3 afronding + herhaling grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Planning 

1. Lezen 
2. Nakijken spelling
3. Herhaling grammatica
4. Aan de slag 
5. Afsluiting en evaluatie 

Borealis 

Lezen 10 min 

Opdracht 2 

1 is = pv tt

 afgebrand = vdw

2 beledigt = pv tt

3 beroofde = pv vt

4 proefde = pv vt

 maakte = pv vt

5 heeft = pv tt

 verwend = vdw

6 kostte = pv vt

 zucht = pv tt / zuchtte = pv vt

7 gebeurt = pv tt

 sneeuwt = pv tt

8 landt = pv tt

9 durft = pv tt

 ga = pv tt

10 heb = pv tt

 gesport = vdw

Opdracht 3

1 vergroot – vergrote

2 gemist – gemiste

3 gebeurd – gebeurde

4 beloofd – beloofde

5 verkort – verkorte

6 gevaren – gevaren

7 geplant – geplante

8 gered – geredde

9 verbaasd – verbaasde

10 geleid – geleide

11 verbreed – verbrede

12 verplicht – verplichte

Opdracht 4 

begonnen – begonnen

  nagebouwd – nagebouwde

 vergaan – vergane

 ingestort – ingestorte

 voltooid – voltooide

Zinsontleding

Ayla heeft heerlijke pizza’s voor ons gemaakt. 

• Persoonsvorm zoeken. 
• Zin in een andere tijd zetten. 
• Ayla had heerlijke pizza's voor ons gemaakt. 
• had=pv 
• Ayla|heeft|heerlijke pizza's voor ons gemaakt. 

Ayla heeft heerlijke pizza’s voor ons gemaakt. 

• Zoeken naar het werkwoordelijk gezegde
• Alle werkwoorden in de zin
• Heeft en gemaakt zijn werkwoorden, dus wwg 
• Ayla |heeft| heerlijke pizza's voor ons |gemaakt|

Ayla heeft heerlijke pizza’s voor ons gemaakt. 

• Zoeken naar het onderwerp
• Degene die de handeling uitvoert
• wie/wat+gezegde? 
• Wie/wat heeft gemaakt? 
• Ayla = onderwerp 
• Ayla |heeft| heerlijke pizza's voor ons |gemaakt|

Ayla heeft heerlijke pizza’s voor ons gemaakt. 

• Zoeken naar het lijdend voorwerp
• Degene die de handeling ondergaat
• wie/wat+gezegde+onderwerp?
• Wie/wat heeft Ayla gemaakt? 
• Heerlijke pizza's = lijdend voorwerp 
• Ayla |heeft| heerlijke pizza's| voor ons |gemaakt|

Woordbenoemen 

Werkwoord 

Het woord dat je letterlijk kunt uitvoeren 

• Ik eet een koekje.
• Ik eet een koekje.

Lidwoord 

• Staat meestal voor een zelfstandig naamwoord 
• De, het, een 

• De tablet ligt op het nachtkastje.
• De tablet ligt op het nachtkastje.

Zelfstandig naamwoord

• Gebruik je voor namen van mensen (ook eigen namen), dieren, planten, dingen en plaatsen (MEdiPLAdiPLA). 

• De fiets van Thijs staat voor het station tegen de oude boom. 
• De fiets van Thijs staat voor het station tegen de oude boom. 

Bijvoeglijk naamwoord 

• Zegt iets over een eigenschap van een zelfstandig naamwoord en staat er meestal direct voor. 

• De leuke docent geniet van zijn heerlijke, warme koffie. 
• De leuke docent geniet van zijn heerlijke, warme koffie. 

Voorzetsel 

• Kun je invullen op de puntjes in ... het schoolfeest, ... de kooi, ...de kamer, ... de kast. 
• Het eerste woordje is dan een voorzetsel. 
• tijdens het schoolfeest
• naast de kooi
• in de kamer
• op de kast 

Aan de slag! 

Keuze 

• Werkblad zinsontleding (mv hoeft niet)
• Werkblad woordbenoemen.

Klaar? 

• Nakijken 

Evaluatie 

Wat heb je vandaag geleerd? 

(kan ook herhaling zijn geweest) 

ClassDojo bij Nederlands? 

1. vinger = ja 
2. vingers = nee