Herhaling par 1 t/m 3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Druk

druk =      kracht

              oppervlakte

p=​A​​F​​

Vandaag

-Samen oefentoets nakijken

-Samen extra oefeningen maken hefboom

-als we tijd over hebben, dan nog een quiz.

Herhaling hst 1 paragraaf 1 t/m 3

Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.

Welke zijn dit ?

1. Kleefkracht, veerkracht
2. Veerkracht, spankracht
3. Spankracht, zwaartekracht
4. Zwaartekracht, luchtweerstand

Wat voor kracht wordt hier NIET
gebruikt?

1. Zwaartekracht
2. Spankracht
3. Spierkracht
4. Elektrische kracht

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?

1. Magnetische kracht
2. Elektrische kracht
3. Zwaartekracht
4. Kleefkracht

De nettokracht is altijd groter dan de tegenwerkende kracht.

1. waar
2. niet waar

Wat gebeurt als twee krachten elkaar opheffen?

1. De resultante kracht wordt meer
2. Voorwerp versnelt in richting van kracht
3. Voorwerp versnelt niet
4. Timetravel

Iris kan een expander (zie plaatje) met drie
veren 30 cm uitrekken. Marieke kan een
expander met twee veren 40 cm uitrekken.
Wie oefent de grootste kracht uit?

1. Iris
2. Marieke
3. Evenveel
4. Kun je niet weten

Een veer heeft in ongespannen toestand een lengte van 12,0 cm. Hoe groot is de uitrekking als de nieuwe lengte 15,0 cm is?

1. kun. je niet weten
2. 3,0 cm
3. 12,0 cm
4. 15,0 cm

Welke veer is stugger?
Veer 1: C = 500N/m
Veer 2: C = 0,5N/cm

1. Veer 1
2. Veer 2
3. Even stug

Liesbeth hangt vijf gewichtjes van elk 1 N aan een veer en de veer rekt 10 cm uit.
Wat is de uitrekking van de veer als Liesbeth acht van zulke gewichtjes aan de veer bevestigt?

1. 16 cm
2. 21 cm
3. 24 cm
4. 32 cm

Aan een veer hangt massa van 5 kg.
De veer rekt door het gewicht 10 cm uit.
Hoe groot is de veerconstante van de veer?

1. C = Fv/u = 5 / 10 = 0,5 N/m
2. C = Fv/u = 50 / 10 = 5 N/m
3. C = Fv / u = 50 / 100 = 0,5 N/m
4. C = Fv/u = 50 / 0,10 = 500 N/m

Hoe noem je de kracht die de gewichtheffer op de halter uitoefent?

1. Spierkracht
2. Zwaartekracht
3. Gewicht
4. Massa

Wanneer de nettokracht 0 is, dan...

1. sta je altijd stil
2. Sta je stil of beweeg je met een constante snelheid
3. versnel je

Wat is de resultante kracht?

1. 490 N rechts
2. 490 N links
3. 150 N rechts
4. 150 N links

Welke van deze krachten werken niet op afstand?

1. Magnetische kracht
2. Luchtweerstand
3. Elektrische kracht
4. Zwaartekracht

Hst 1 paragraaf 5

Druk

Druk

druk =      kracht

              oppervlakte

p=​A​​F​​

Welke twee dingen heb je nodig om de druk uit te kunnen rekenen?

1. Massa en zwaartekracht
2. Massa en lengte
3. Oppervlakte en zwaartekracht
4. Zwaartekracht en lengte

Wat is de formule voor druk in woorden?

1. Druk = kracht/ oppervlakte
2. Druk = oppervlakte / kracht
3. Druk = kracht x oppervlakte
4. Druk = oppervlakte x kracht

Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?

1. Je zwaartekracht wordt minder
2. Je zwaartekracht wordt meer
3. Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
4. Je oppervlak met de sneeuw wordt groter

Zelf doen

Maken hst 1 paragraaf 5 t/m opdracht 66

Praktische opdracht uit Classroom maken en inleveren in Classroom