Observeren les 5

Didactiek 
* Telefoons in de tas
* Tas op de grond
* Jas uit
* Focus

Tige by tige
1 / 9
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 4

This lesson contains 9 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Didactiek 
* Telefoons in de tas
* Tas op de grond
* Jas uit
* Focus

Tige by tige

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Inleiding
Module afronden en vragen stellen
Kern
Factoren die de observator beïnvloeden
Afsluiting
Opdrachten maken
Evaluatie

Slide 2 - Slide

Inleiding
  • Lever je de opdrachten uit de reader in via Teams met voorblad en inhoudsopgave
  • BPV-opdracht wordt beoordeeld door je BPV-begeleider. Beoordelingsformulier lever je in via Planner/digitaal portfolio 
Vragen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waarom kunnen de volgende factoren je als observator beïnvloeden?

Eigen mening                                  Referentiekader
Emotionele betrokkenheid          Vooroordeel
Halo-effect                                        Stemming
Horn-effect                                       Selectieve waarneming
Ervaring                                             Stereotypering
Projectie                                            Hawtorne-effect
timer
8:00

Slide 5 - Slide

Eigen mening (een beweeglijk kind kan de één ‘druk en wild’ vinden, terwijl de ander het ‘actief en ondernemend’ noemt)
• Emotionele betrokkenheid (wanneer je erg (of juist weinig) betrokken bent bij een kind kleurt dat je waarneming)
Halo-effect (te positieve waarneming doordat je het kind bv. erg aardig en vriendelijk vindt)
Horn-effect (te negatieve waarneming doordat een negatieve eigenschap van het kind)
Ervaring (door je eigen ervaringen uit het verleden kijk je anders naar mensen)
Projectie (je schrijft je eigen gevoelens, eigenschappen en gedachten toe aan een kind. Je gaat te veel van je eigen zelfbeeld uit en hoe jij dingen ervaart)

Slide 6 - Slide

Referentiekader (normen en waarden: wat jij belangrijk, mooi, goed/ slecht vindt heeft invloed op hoe je het gedrag van het kind interpreteert)
Vooroordeel (als je van tevoren al een mening hebt over het kind dat je gaat observeren is het lastig om echt objectief te kijken, om echt open te staan voor wie het kind is)
Stemming (als je bv. moe bent zie je meer dingen over het hoofd en ben je negatiever)
Selectieve waarneming (je hebt van tevoren al een verwachting van wat je gaat zien, daardoor sta je niet echt open)
Stereotypering (je ziet het kind niet als individu maar als lid van een groep)
- Hawtorne-effect (als het kind bewust is van je aanwezigheid gaat het zich anders gedragen

Slide 7 - Slide

Aan de slag
  • Vul de evaluatie didactiek in - Teams
  • Opdrachten reader
  • BPV-opdracht

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video