Trappen van vergelijking + 'als' en 'dan'

Welkom!
Nederlands is mijn goedste vak
Dat had je niet gedenkt he?
Ik heb alles opgezoekt
en in mijn schrift geschrijft.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands is mijn goedste vak
Dat had je niet gedenkt he?
Ik heb alles opgezoekt
en in mijn schrift geschrijft.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Instructie 
- Aan het werk
- Evaluatie

Slide 2 - Slide

LESDOEL

- je kunt de verschillende trappen van vergelijking herkennen.
-  je leert en weet wanneer je 'als' en 'dan' gebruikt. 


Slide 3 - Slide

Trappen van vergelijking
Wat weet je er al van? 

Geef een voorbeeld.

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking
- Het zijn bijvoeglijke naamwoorden die een bepaalde vergelijking uitdrukken. Twee of meer zaken met elkaar vergelijken.

Slide 5 - Slide

Drie niveaus:
- De stellende trap 
Klein (geen uitgang) 
- De vergrotende trap
Kleiner (stellende trap +en)
- De overtreffende trap
Kleinst (stellende trap +st)

Slide 6 - Slide

Vergelijkende trap

liever
kwader

beter
minder
Overtreffende trap

het liefst
het kwaadst

het best
het minst
Stellende trap

lief
kwaad

goed
weinig

Slide 7 - Slide

Uitzonderingen
- Woorden op -r krijgen -der bij de vergrotende trap
                                                                      Duurst
                                    Duurder
Duur





Slide 8 - Slide

Uitzonderingen
- Bij de vergrotende trap moet je de -s en de -f aanpassen
                                             Gaafst
                      Gaver
Gaaf

Viest
                     Viezer
                                          Vies

Slide 9 - Slide

Uitzonderingen
-Moeilijke uitspraak: 'meest' ervoor
                                                       Meest roze
                     Rozer
Roze
Dus: woorden die eindigen op -de, -isch, -sd, -sk, -ze en -st worden geschreven met 'meest'

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen
- Onregelmatige vergrotende trap
Deze moet je onthouden:
Weinig - minder - minst
Veel - meer - meest
Goed - beter - best
Graag - liever - liefst

Slide 11 - Slide

Maak opdracht 1 en 2 op het blaadje 
timer
8:00

Slide 12 - Slide

Als of dan
- Vergelijken

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Als
- Gelijkheid beschrijven? -> even, zo, zelfde -> als.
Hij is net zo slim als jij bent.
(Slim - slimmer - slimst)

Bij de stellende trap gebruik je als.

Slide 15 - Slide

Dan
- Beschrijven verschil/ongelijkheid? -> Dan
Ik ben groter dan jij.
(Groot -  groter - grootst)

Bij de vergrotende trap gebruik je dan.

Slide 16 - Slide

Dus:
Wil je iets vergelijken dat gelijk is aan elkaar -> Als
De lessen Nederlands zijn net zo leuk als pauze.

Wil je iets vergelijken dat van elkaar verschilt? -> Dan
De lessen Nederlands zijn veel leuker dan wiskunde.




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Maak opdracht 3, 4 en 5 op het blaadje 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Schrijf de trap van vergelijking
op van: leuk
timer
1:00

Slide 20 - Open question

Schrijf de trap van vergelijking
op van: vast


timer
1:00

Slide 21 - Open question

Schrijf de trap van vergelijking
op van: graag


timer
1:00

Slide 22 - Open question

Schrijf de trap van vergelijking
op van: donker


timer
1:00

Slide 23 - Open question

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 24 - Drag question

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 25 - Quiz

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder _____ zoute drop.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quiz

Madrid is niet zo ver _____ Lissabon,
denk ik.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quiz

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger _____ grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quiz

Rusland is wel vierhonderd keer
zo groot _____ Nederland.
A
als
B
dan

Slide 29 - Quiz