Phaëton



WELKE GOD ZIE JE HIER?
1 / 29
next
Slide 1: Open question
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson



WELKE GOD ZIE JE HIER?

Slide 1 - Open question

Inleiding
Phaëton woont op aarde alleen met zijn moeder. Hij weet waarom zijn vader niet bij hen woont. Zijn vader is namelijk een van de goden, om precies te zijn de god van de Zon. De Zonnegod kan natuurlijk moeilijk op aarde wonen, want hij moet altijd opnieuw 's morgens zijn paarden inspannen voor zijn zonnewagen. Als het dan tijd is, rijdt hij naar buiten door de zeepoort, laat zijn paarden met de wagen snel stijgen, beschrijft daarna de duizelingwekkend hoge boog door de hemel, en stort zich daarna in een steile afgrond om weer te eindigen in zee. 
Natuurlijk schept Phaëton op over zijn beroemde vader, maar zijn vrienden lachen hem uit. Dat vraagd om moeilijkheden...

Slide 2 - Slide

Phaëton A : Phaëton zoekt zijn vader op
- Herhalen van werkwoorden
   o,s,t,mus,tis,nt 
   indicativus, infinitivus, imperativus

- Herhalen van nominativus  en accusativus  ev/mv en vocativus

Slide 3 - Slide

Vertaal :
Deus Sol filium habet; filius Phaëton est.
Sed Phaëton in terra vivit. Mater enim non dea est.

Slide 4 - Open question

Phaëton dolet, nam amici eum laedent.
Cum Phaëtonem vident semper dicunt:
"Non filius Solis esse potes.
Si tu filius Solis es, nos filii Iovis sunt!"

Slide 5 - Open question

Vertaal :
Nunc Phaëton in templum Solis fugit et exclamat:
"O pater, iuva me!"

Deus Sol statim consilium capit et respondet:

Slide 6 - Slide

"Te iuvare possum. Donum promitto.
Nunc gaude! Quid optas?"
A
Ik kan je helpen. Ik beloof je een geschenk.
B
Ik wil je helpen. Ik beloof je een geschenk.
C
Ben je nu blij? Wat wens je?
D
Wees nu blij! Wat wens je?

Slide 7 - Quiz

Phaëton non diu cogitat.
Deum rogat: "O pater,
currum Solis flectere et 
inter deos esse cupio.

Slide 8 - Slide

Phaëton B : Is dat wel een verstandige wens?
- werkwoorden
- naamvallen :
   => nominativus 
   => accusativus 
   => dativus 
   => vocativus

Slide 9 - Slide

Nominativus
Accusativus
Dativus
Vocativus
Onderwerp
Naamwoordelijk gezegde
Lijdend 
voorwerp
Moet van een voorzetsel
Aanspreekvorm
Meewerkend voorwerp (ontvanger)
Bezit

Slide 10 - Drag question

In welke naamval(len) kan dit woord staan?
equus
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
vocativus

Slide 11 - Quiz

In welke naamval(len) kan dit woord staan?
deis
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
vocativus

Slide 12 - Quiz

In welke naamval(len) kan dit woord staan?
amicae
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
vocativus

Slide 13 - Quiz

In welke naamval(len) kan dit woord staan?
bellum
A
nominativus
B
dativus
C
accusativus
D
vocativus

Slide 14 - Quiz

Vertaal :
Deus Sol non gaudet,
nam currus periculosus est.

Quattuor equi currum trahunt,
sed equi deis parent, 
non liberis!

Ideo currum non dare cupit.

Slide 15 - Slide

Vertaal :
Pater dicit:
"O fili, currum meum periculosum est

Te non laedere cupio,
sed equos non regere potes.

In Olympo habitare cupis?
Ibi domum magnum tibi aedifico!

pater (patres) = vader
dicere = zeggen
filius = zoon
currus = wagen
meus = mijn
periculosus = gevaarlijk
esse = zijn
laedere = kwetsen            aedificare = bouwen
cupere = willen                   domus = huis
equus = paard                     magnus = groot
regere = mennen
posse = kunnen
habitare = wonen
ibi daar

Slide 16 - Slide

Vertaal:
Mille senes in puellas mutare possum!

Slide 17 - Open question

Verbeter de vertaling van regel 9, 10 en 11.
9. Ik wil zelfs de slavinnen van Juno roven!
10. Phaëton hoort hem en vertrouwt mij.
11. Hij zwerft niet door de hemel met de wagen.

Slide 18 - Slide

Verbeter de vertaling van regel 9, 10 en 11.
9. Ik roof zelfs de rijkdom/schatten van Juno!
10. O Phaëton, luister naar me, geloof/vertrouw me!
11. Zwerf niet door de hemel in de wagen!

Slide 19 - Slide

Sed eheu, Phaëton currum rogat.
Non deo paret.
A
Maar ach, Phaëton kiest de wagen.
B
Maar ach, Phaëton vraagt de wagen.
C
Hij gehoorzaamt niet aan de god.
D
Hij gelooft de god niet.

Slide 20 - Quiz

Naamvallen

1                  2A            2B               3
rosa          deus       bellum      rex
rosae       deo          bello          ....
rosam     deum      bellum      regem

rosae      dei             bella          reges
rosis        deis          bellis         ...
rosas       deos        bella          reges

Ook voor de persoonlijk voornaamwoorden

ego          tu            is / ea                    nom.
mihi         tibi          ei / ei                     dat.
me            te            eum / eam          acc.

nos           vos         ei / eae                 nom.
nobis       vobis     eis / eis                dat.
nos            vos         eos / eas             acc.


timer
1:00

Slide 21 - Slide

In welke naamval staat
'te' (r.6) en waarom is deze naamval hier gebruikt?

Slide 22 - Open question

In welke naamval staat
'tibi' (r.7) en waarom is deze naamval hier gebruikt?

Slide 23 - Open question

In welke naamval staat
'me' (r.10) en waarom is deze naamval hier gebruikt?

Slide 24 - Open question

In welke "modus" staat:
'cupis' (r. 7)

A
indicativus
B
infinitivus
C
imperativus

Slide 25 - Quiz

In welke "modus" staat:
'habitare' (r. 7)
A
indicativus
B
infinitivus
C
imperativus

Slide 26 - Quiz

In welke regel vind je een "imperativus"?
Noteer het regelnummer en
citeer het Latijnse woord.

Slide 27 - Open question

enkelvoud
meervoud
est (r.1)
cupit (r.4)
trahunt (r.2)
dicit (r.5)
potes (r.6)
parent (r.3)
rapio (r.9)
erra (r.11)

Slide 28 - Drag question

Verzin zelf een vraag over de inhoud van het verhaal van Phaëton:

Slide 29 - Open question