apprendre grammaire chap 4&5

apprendre la grammaire
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

apprendre la grammaire

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

apprendre la grammaire
  • In deze presentatie vind je alle grammatica van het aankomende PW op een rij.
  • Deels is het snappen en oefenen (vooral de passé composé/imp) en deels leren
  • Voor het pure leerwerk van alle grammatica (behalve de ww) heb ik de volgende Quizlet gemaakt
  • Kijk ook de OPGAVEN nog eens door, zodat je met de juiste context oefent en de juiste vormen van bijvoorbeeld de passé composé kent.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Link Quizlet
Dit is de link naar het leerwerk van de grammatica


!!! De werkwoorden moet je nog apart leren en vergeet niet te oefenen!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

apprendre la grammaire
  1. "wat"
  2. la voix passive
  3. 8 onregelmatige werkwoorden
  4. imparfait versus passé comp
  5. la négation

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1. "wat"
alleen een vraagteken (intonatie)

+ est-ce que
 > klinkerbotsing > qu'

inversie (onderwerp-persoonsvorm omdraaien + streepje)
> klinkerbotsing > -t- ertussen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

3x vraagconstructie
alleen een vraagteken (intonatie)

+ est-ce que
 > klinkerbotsing > qu'

inversie (onderwerp-persoonsvorm omdraaien + streepje)
> klinkerbotsing > -t- ertussen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

vraagconstructie + vraagwoord
alleen een vraagteken   =                                  zin + VRAAGWOORD + ?

+ est-ce que  = VRAAGWOORD + est-ce que + zin + ?

inversie       =      VRAAGWOORD + inversie + rest zin + ?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

vraagconstructie + WAT
alleen een vraagteken   =       zin + QUOI + ? (spreektaal)
                                                                        Tu fais QUOI?
+ est-ce que  =  QU(e)'est-ce que + zin + ?
                                                                        QU'EST-CE QUE tu fais?
inversie       =      QUE + inversie + reste zin + ?
                                                                        QUE fais-tu?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

 WAT wordt QUEL
Als je zegt wat IS/ZIJN, dan gebruik je QUEL (welk is/zijn)

Quel est ton sport préféré?
Quelle est la plus gentille?
Quels sont les meilleurs du monde?
Quelles sont les notes incorrectes?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

                    wat/wie



                                                         leidend voorwerp/onderwerp

                      ipv QUI est-ce QUI mag je ook simpelweg QUI zeggen
QUE/QUI est-ce QUE/QUI

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

2. la voix passive
Je moet 2 dingen kunnen:
- herkennen dat een zin passief (of actief) is en de juiste vorm van het passieve werkwoord erin zetten
- Van een actieve zin een passieve zin maken

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2a. passieve zin maken
  • Elke passieve zin heeft een vorm van être + een voltooiddw.
  • Omdat het voltoiddw met être wordt vervoegd, pas je het voltooiddw aan aan het onderwerp (+e/+s)
  • Leer de volgende vormen uit je hoofd:

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

2a. passieve zin maken
Leer de volgende vormen uit je hoofd:
  • wordt/worden + voltdw  = est/sont + voltdw
  • werd/werden + voltdw = était/étaient + voltdw
  • is/zijn = a été/ont été + voltdw
  • was/waren = avait été/avaient été + voltdw
  • zal/zullen worden = sera/seront
  • door = par

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

2a. passieve zin maken
als je zegt "door hem/haar/jou" etc. krijg je de volgende persoonlijke voornaamwoorden (deze krijg je in het Fras altijd achter een voorzetsel):
moi          nous
toi             vous
lui              eux
elle            elles

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

2b. actieve zin passief maken
  1. zoek het hoofdwerkwoord in de zin en bepaal de tijd (bijvoorbeeld passé composé)
  2. van het hoofdwerkwoord maak je een voltooiddw
  3. daarvoor zet je être in de tijd die het hoofdwerkwoord oorspronkelijk had
  4. Het lijdend vw wordt het nieuwe onderwerp
  5. pas het voltooiddw aan op het nieuwe onderwerp (+e/+s)
  6. eventueel zet je het oude onderwerp achteraan met "par"

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

2b. actieve zin passief maken
Voorbeeld vorige slide: Ils ont écrit une lettre
  1. hoofdwerkwoord > écrit > staat in passé composé
  2. votlooiddw hoofdwerkwoord > écrit
  3. être  in passé composé > a/ont été écrit
  4. Nieuwe onderwerp: Une lettre a été écrit
  5. Une lettre is vrouwelijk dus: Une lettre a été écritE
  6. Oude ondewerp er nog bij:  Une lettre a été écrite par eux.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

3. onregelmatige werkwoorden

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

3. onregelmatige ww 
- étudie les verbes de chap 4&5 (souligne les formes difficiles)
- Va sur le site verbuga.eu

1, 3, 4, 5, 6
valoir
craindre
résoudre
lire

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

1, 3, 4, 5, 6
aller
prendre
falloir
vivre

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

mocht je domino willen gebruiken 
GOJ

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

domino + verbes
- Schrijf 7 werkwoordsvormen op van grammatica 4B
- zorg dat je elk werkwoord (valoir, lire, craindre, résoudre), elke werkwoordstijd en elke persoon (je, tu, il/elle/on, nous, vous/ils/elles) minstens één keer gebruikt.
- Je gaat zo dadelijk in koppels  spelen in Teams, via break out rooms ( 1 leerling thuis  + 1 op school)

timer
3:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

- Leerling A schrijft één van zijn werkwoordsvormen in de chat en streept deze in zijn aantekeningen door
- leerling 2 probeert een vorm aan te sluiten; dat betekent dat van de drie aspecten tijd, persoon en betekenis, er twee aspecten hetzelfde moeten zijn als het woord van de medeleerling, en er één aspect anders mag zijn, bijvoorbeeld il lit > il lisait (persoon, betekenis hetzelfde, tijd verschilt)
- Deze schrijft hij onder de vorige in de chat (en streep door).
- Je probeert zo snel mogelijk al je vormen weg te spelen, om te winnen.
- Als je niet kan, moet je een woord "pakken", dat doe je door op de volgende link te klikken: roulette werkwoorden 4B en 5B

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

4.  p.c. versus imp.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

passé composé vs imparfait
imparfait als:
1. gewoonte (altijd/
     elke week/vroeger/...)
2. bezig met/te
3. beschrijving decor situatie

vuistregel (90%): tijdsduur 



passé composé:

1. alle andere situaties
2. duidelijk begin en eindpunt
3. dingen die elkaar opvolgen


vuisteregel (90%): moment/actie

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

passé composé vs imparfait
Magister ELO > chapitre 5 > grammaire A > 9 & 10

Finis? Tu peux trouver plus d'exercices sur le site du FLE

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

5. la négation

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

La négation
  1. LEER verschillende ontkenningen
  2. let op : na ontkenning wordt du/de la/des en un/une > de/ d'
  3. lees grammaire online
  4. maak grammaire 5C online

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

La négation
niet = ne ... pas
niemand = ne personne
nooit = ne ... jamais
niks = ne ... rien
nauwelijks = ne ... guère (eigenlijk geen echte ontkenning)
nog niet = ne ... pas encore
(ook) niet meer = ne ... (non) plus
niet dit nog dat = ni ... ni ...

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

La négation
  • ne vóór persoonsvorm pas/personne/etc. erachter 
  • is de ontkenning onderwerp dan:
    Rien n'a été reveillé
  • Geen werkwoord in de zin > vervalt "ne"

Slide 30 - Slide

This item has no instructions