1: een avondje met de trein

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, k
• Leerjaar 2

1: een avondje met de trein

Aan het einde van de les heb je nieuwe woorden geleerd.

Aan het einde van de les heb je geoefend met het beantwoorden van de vragen over de tekst

Wat is de titel van de tekst?

gebruik jij het ov?

moeilijke woorden

Zelf lezen

Moeilijke woord? -> onderstreep!

Wij lezen het verhaal.

Samen. 

De conducteur

De conducteur is de baas in de trein. 

schrikken

• werkwoord
• ik schrik - wij schrikken
• zin: De vrouw schrikt van de horrorfilm.
• zin: Ik schrik gisteren van de auto. 

misschien

• zou kunnen
• niet zeker 
• zin: Zij gaat misschien verhuizen.
• zin: Ik weet misschien waar het boek ligt.

nog een keer 

• Een keer extra vertellen

• zin: Wilt u het nog een keer zeggen? 

De man ... op de trein.

• wacht                 
• wachten op     

het stuk (znw)

• het stuk - de stukken
  
  
• 1) een deel van iets
• zin: Wil je een stuk taart? 
• zin: Ik heb twee stukken taart opgegeten.
• zin: Ze reist een stuk met hen mee.
  
  
• 2) kapot
• zin: De laptop is stuk, hij moet gemaakt worden.

39

pas

• nog maar net
• kort geleden/nog niet lang
• Zin: Het is nog maar pas dat hij hier op school zat.
• Zin: Pas geleden gingen wij nog weleens naar de bioscoop, maar nu niet meer.

denken

• je hersens gebruiken
• werkwoord
• ik denk - wij denken
• Zin: Ik denk altijd goed na.
• Zin: Ik moet aan mijn oma denken.

snel

• in heel korte tijd 
• snel > < langzaam
• Zin: Ik ga snel naar huis.
• Zin: Bij sport rent de jongen altijd heel snel.

Rennen

Je mag niet door de gang rennen.

zoeken

regel 1 t/m 26

Samen. 

Peter woont in Rotterdam

1. waar
2. niet waar

regel 28 t/m 41

Samen. 

De trein naar Gouda is 15 minuten later.

1. waar
2. niet waar

regel 42 t/m 64

Samen. 

Het telefoonnummer van het meisje staat op de krant.

1. waar
2. niet waar

Maak de opdrachten

wat heb je geleerd?