klas 2 les 4.3

Technologische ontwikkeling is:
A
producten worden kleiner
B
producten worden sneller
C
producten worden beter
D
A,B,C zijn alle drie goed
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Technologische ontwikkeling is:
A
producten worden kleiner
B
producten worden sneller
C
producten worden beter
D
A,B,C zijn alle drie goed

Slide 1 - Quiz

Technologische ontwikkelingen
A
zorgen dat je je baan verliest.
B
zijn nieuwe kennis op het gebied van techniek.
C
kunnen leiden tot automatisering.
D
zorgen voor nieuwe technische banen.

Slide 2 - Quiz


Technologische ontwikkeling = ...
A
Technisch apparaat.
B
Nieuwe kennis van techniek en nieuwe uitvindingen.

Slide 3 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van mechanisatie?
A
Hijskraan
B
Tractor
C
Graafmachine
D
Telefoon

Slide 4 - Quiz

Mechanisatie is
A
De invoering van computers
B
Het onderhouden van de machines
C
Het invoeren van machines
D
Het verminderen van personeel

Slide 5 - Quiz

Mechanisatie is?
A
Het vervangen van denkkracht
B
Het vervangen van spierkracht

Slide 6 - Quiz

Automatiseren?
A
Computers en computerprogramma's
B
Alles gaat automatisch
C
Computers en computerprogramma's sturen productie aan.
D
Computers en computerprogramma's sturen mensen

Slide 7 - Quiz

Computers die machines besturen
A
Mechanisatie
B
Automatisering

Slide 8 - Quiz

een graafmachine is een vorm van ?
A
mechanisatie
B
automatisering

Slide 9 - Quiz

Automatisering is?
A
Het vervangen van spierkracht
B
Het vervangen van denkkracht

Slide 10 - Quiz

Wat is arbeidsproductiviteit?
A
Productie - Afzet
B
Productie : Werknemers
C
Productie : Periode

Slide 11 - Quiz

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
Productie per werknemer in een bepaalde tijd
B
Hoeveel de arbeider werkt.

Slide 12 - Quiz

Een pizzaoven heeft €2000,- gekost. Hij gaat 5 jaar mee. Hoe hoog is de afschrijving per jaar?
A
300
B
350
C
400
D
500

Slide 13 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 14 - Quiz

Een machine heeft €1.000 gekost.
Na 4 jaar is hij niks meer waard.
Wat is de jaarlijkse afschrijving?
A
€250
B
€1000
C
€200
D
€0

Slide 15 - Quiz