M3 H5 woordenschat ironie en overdrijving NN 6e ed.

H5 woordenschat
To doen:
So opgeven
uitleg nieuwe opdrachten (blz 138)
aan het werk
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H5 woordenschat
To doen:
So opgeven
uitleg nieuwe opdrachten (blz 138)
aan het werk

Slide 1 - Slide

lesdoelen
Je weet wat ironie en overdrijving betekent.
Je kunt ironie en overdrijving in geschreven en gesproken taal herkennen en benoemen.
Je kunt zelf in geschreven en gesproken taal ironie en overdrijving gebruiken.
Je kent de woorden en uitdrukkingen woordenschat H5

Slide 2 - Slide

Wat is ironie?

Slide 3 - Open question

Wat is overdrijving?

Slide 4 - Open question

"Je kletst me de oren van het hoofd", zei de leraar tegen het stille meisje.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 5 - Quiz

De regen komt met bakken uit de hemel vallen
A
ironie
B
overdrijving

Slide 6 - Quiz

"Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?", tegen de leerling die te laat is.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 7 - Quiz

De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 8 - Quiz

Een kruiswoordraadseltje invullen, dat duurt eeuwen bij hem.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 9 - Quiz

(als het stortregent) Ideaal strandweertje!
A
ironie
B
overdrijving

Slide 10 - Quiz

Jippie, vandaag les over ironie!
A
ironie
B
overdrijving

Slide 11 - Quiz

Wat betekent clou?
A
digitale opslagruimte
B
kern
C
sleutel
D
wolk

Slide 12 - Quiz

Wat betekent weelderig?
A
wilde haren
B
dom
C
wilde dieren
D
rijkelijk

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'Jan en alleman'?
A
niemand
B
mensen die Jan heten
C
iedereen
D
de cafébaas

Slide 14 - Quiz

Wat betekent confronteren?
A
een grens trekken
B
tegenover elkaar stellen
C
voor een kontje
D
last hebben van

Slide 15 - Quiz

Wat betekent generatie?
A
een groep mensen van dezelfde leeftijd
B
een groep mensen bij elkaar
C
een groep mensen die dezelfde sport doet
D
mensen van verschillende leeftijden

Slide 16 - Quiz

Wat betekent huidig?
A
van vroeger
B
wat voelt als huid
C
van nu
D
over de toekomst

Slide 17 - Quiz

Oefenen op Quizlet

Slide 18 - Slide

aan de slag:
Alles van woordenschat H5 (blz. 130-133)
DIGITAAL!

SO Woordenschat Over 7 dagen! 

Slide 19 - Slide

terugblikken...
1. wat had je aan deze les?
2. tip
3. top

Slide 20 - Open question