week 21, herhalen + beknopte bijzin

Welkom
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Voorstellen
  • Komende weken
  • Aparte studiewijzer
  • Boekopdracht in plaats van boektoets. Inleveren uiterlijk maandag 23 juni, via Magister opdrachten

Slide 2 - Slide

Herhalen grammatica - Klas 1/2
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling 

Slide 3 - Slide

In het kort
  • Pv: andere tijd, vraagzin maken, getal veranderen
  • Ow: wie/wat + pv
  • Wg: alle ww in de zin
  • Ng: pv + nw. deel + overige ww
  •  Lv: wie/wat +pv + ow + overige ww
  • Mv: aan/voor wie
  • Bwb: de rest (plek,tijd,reden,etc)

Slide 4 - Slide

Ontleed de volgende zin
Het recept van mijn oma's appeltaart bleek vorige week onder veel buren heel populair te zijn.
pv =
ow =
wg/ng =
lv =
mv =
bwb =

Slide 5 - Slide

Ontleed de volgende zin
Het recept van mijn oma's appeltaart bleek vorige week onder veel buren heel populair te zijn.
pv = bleek
ow = het recept van mijn oma's appeltaart
ng = bleek [heel populair] te zijn
lv = x
mv = x
bwb =vorige week, onder veel buren

Slide 6 - Slide

In het kort
  • Samengestelde zinnen
  • Hoofdzinnen en bijzinnen
  • Nevenschikking en onderschikking

Slide 7 - Slide

Samengestelde zinnen
  • Zinnen met meer dan 1 persoonsvorm.
  • Mara geeft haar moeder een bos bloemen.
  • Mara geeft haar moeder een bos bloemen, omdat ze vorige week haar verjaardag vierde. 

Slide 8 - Slide

Hoofdzinnen
  • Onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.
  •  Je kunt dit checken door 'gisteren' of 'niet' ertussen proberen te zetten.
  • Voorbeeld: Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Slide 9 - Slide

Bijzinnen
  • Onderwerp en persoonsvorm staan NIET naast elkaar, of je kunt er een woord tussen zetten.
  •  Voorbeeld: Joris loopt altijd naar school terwijl hij een fiets in de schuur heeft staan.

Slide 10 - Slide

Nevenschikking
  •  2 of meer hoofdzinnen
  • Ze worden vaak verbonden met een voegwoord als 'en', 'of', 'maar' en 'want'.
  •  Voorbeeld: de jongen liep de trap op en ging zijn kamer in.

Slide 11 - Slide

Onderschikking
  • Hoofdzin + 1 of meer bijzinnen
  • Ze worden vaak verbonden met een voegwoord zoals 'omdat', 'waardoor', 'maar', 'daarom', etc.
  •  Ik heb de hele dag doorgewerkt omdat ik niks van de grammatica van Nederlands begrijp.

Slide 12 - Slide

Oefenen
  • Via NN online
  • Via slimleren.nl voor herhaling basis! 

Slide 13 - Slide