This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
EC 3_Import en Export
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat importeren en exporteren is.
Je weet waarom Nederland producten importeert en exporteert.
Je weet wat wederuitvoer is en waarom Nederland dit doet.
Je kan de invoerwaarde en uitvoerwaarde uitrekenen.
Je weet wat een betalingsbalans is en kan uitrekenen of dit negatief of positief is.
Slide 2 - Slide
Exporteren:
Goederen en diensten aan het buitenland leveren.
Importeren:
Goederen en diensten uit het buitenland halen
Wij exporteren meer dan wij importeren. Dit noemen we een positieve betalingsbalans
Slide 3 - Slide
Jij gaat op vakantie naar Spanje. Word hier iets geïmporteerd of geëxporteerd?
Slide 4 - Open question
Wij exporteren omdat:
We hier geld mee verdienen.
Dit veel werk creëert voor Nederland.
Slide 5 - Slide
Wij importeren omdat:
Omdat het buitenland sommige producten goedkoper kan maken.
China kan bijvoorbeeld veel goedkoper telefoons maken dan wij dat hier kunnen
Omdat het buitenland sommige producten beter kan maken.
Duitsland kan bijvoorbeeld veel betere auto’s maken dan dat wij dit kunnen
Omdat sommige grondstoffen hier niet voor komen.
Zoals aardolie. Dat halen we uit het Midden Oosten
Omdat wij sommige landbouwproducten niet kunnen verbouwen.
Wij kunnen bijvoorbeeld geen bananen verbouwen hier, en in Costa Rica kunnen ze dat wel
Omdat we graag merken willen uitkiezen.
Wij willen graag uit merken kiezen die uit Japan, Amerika, Duitsland enz. komen.
Slide 6 - Slide
Wederuitvoer:
Een land koopt goederen in uit het buitenland en verkoopt het daarna door aan een ander land.
Slide 7 - Slide
Invoerwaarde & uitvoerwaarde
Invoerwaarde:
De totale waarde van goederen of diensten die worden geïmporteerd
Formule: geïmporteerde hoeveelheid x prijs per stuk
Uitvoerwaarde:
Het totale bedrag dat we aan het exporteren van producten en diensten verdienen
Formule: geëxporteerde hoeveelheid x prijs per eenheid
Invoer van brandstoffen is gedaald.
export van machines is gestegen.
Slide 8 - Slide
Voorbeeldvraag Nederland exporteert in een jaar 752 miljoen kilo kaas voor €5,45 per kilo. Bereken de uitvoerwaarde van kaas. Schrijf het antwoord op in miljoenen, met 1 cijfer achter de komma en vergeet het € niet. (bijvoorbeeld als €4.623,3 miljoen)
Slide 9 - Open question
Uitwerking voorbeeldvraag
Nederland exporteert in een jaar 752 miljoen kilo kaas voor €5,45 per kilo. Bereken de uitvoerwaarde van kaas.
Formule: geëxporteerde hoeveelheid x prijs per eenheid
752.000.000 x 5,45=4.098.400.000 (op de toets mag je het gewoon zo opschrijven)
maar omdat het in miljoenen moet worden opgeschreven moeten we zes nullen weghalen, om het op te kunnen schrijven als €4.098,4 miljoen. (zes getallen voor de komma zijn verdwenen) .
of
752 x 5,45=€4.098,4 miljoen
Omdat het aantal kilo kaas al in miljoenen staat kun je gewoon dat woordje weghalen, de getallen in je rekenmachine zetten en dan achter je antwoord weer miljoenen schrijven.
Slide 10 - Slide
Betalingsbalans
Slide 11 - Slide
Betalingsbalans
Je moet via de betalingsbalans uit kunnen rekenen of er een tekort of overschot is op de betalingsbalans.
Is er op dit plaatje een tekort of overschot?
Een overschot van zo'n 40 miljard
We krijgen meer geld van export dan dat we uitgeven aan import
Formule= Exportwaarde - importwaarde
Slide 12 - Slide
In een jaar exporteert Nederland €542,4 miljard. De import was dat jaar €513,8 miljard. Bereken of er een tekort of een overschot? Schrijf het antwoord op in miljarden, met 1 cijfer achter de komma en vergeet het € niet. (bijvoorbeeld als -€63,3 miljard tekort)