voorzetselvoorwerp

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

lekker lezen                             

    
timer
12:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel;
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden of bijvoeglijk naamwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, geven om, dol zijn op); 
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.
Voorbeelden
  • Ik ben niet tevreden met deze computer.  --> tevreden zijn met
  • Bianca houdt al meer dan tien jaar van Kevin. --> houden van

Slide 4 - Slide

VZV of BWB?
Als een zinsdeel begint met een voorzetsel en het heeft een figuurlijke betekenis, dan is het een voorzetselvoorwerp. Begint een zinsdeel met een voorzetsel en heeft het een letterlijke betekenis, dan is het een bijwoordelijke bepaling .

1. Ik / reken / op lekker weer.
2. Ik / reken / die som / uit / op mijn rekenmachine.
3. Ik / wacht / op de trein.
4. Ik / wacht / op het perron.
  

Slide 5 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 6 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 7 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
A
op straat= vzv
B
op straat = bwb

Slide 8 - Quiz

Huiswerk
  • Hoofdstuk 1 grammaticaleren theorie (blz. 28)
  • maken opdracht 4 (blz. 29)
  • leren theorie (blz. 30)
  • maken opdracht 1

Slide 9 - Slide

Opdracht 1 blz. 30

Slide 10 - Slide

Maandag 7e uur
Hoofdstuk 1 grammatica

  • leren theorie (blz. 30)
  • maken opdracht 2 t/m 4
(zie werkschema)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide