Articles a,an, the





Grammar theme 3
Articles a/an/the
log in lessonup
Leg werkboek B op tafel
Leer theme 3 themewords A in je boek
of op quizlet

timer
5:00
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





Grammar theme 3
Articles a/an/the
log in lessonup
Leg werkboek B op tafel
Leer theme 3 themewords A in je boek
of op quizlet

timer
5:00

Slide 1 - Slide

Doelen vandaag
Aan het einde van de les heb je geoefend met drie lidwoorden: a/an/the

Aan het einde van de les heb je geoefend met kijkvaardigheid

Slide 2 - Slide

Watching
Write down keywords in your notebook 

I'm going to ask you  some questions about what you've watched

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Articles
lidwoorden

Slide 5 - Slide

Articles
Lidwoorden

Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the

Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an

Slide 6 - Slide

Lidwoord a/an/the
 een ..........: a / an
de / het ..........: the

een tafel - a table           een ei - an egg
de tafel - the table          het ei - the egg



 

Slide 7 - Slide

Article (lidwoord) a/an
a gebruik je voor woorden die beginnen met:
een consonant (medeklinker)
a pet               a teacher           a bycicle
a car                  a door               a room
 

Slide 8 - Slide

Article (lidwoord) a/an
an gebruik je voor woorden die beginnen met: 
een vowel (een klinker)

an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 9 - Slide

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je an.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of -h -> dan gebruik je a.


 

Slide 10 - Slide

Examples
(je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet)

an hour  (je hoort our) = een uur
an honor (je hoort onour) = een eer
a university (je hoort juniversity) =een  universiteit
a uniform (je hoort juniform) = een  uniform
a European (je hoort jeuropean) = een  Europeaan

Slide 11 - Slide

 Article: THE
Lidwoord: The= (de/het)    
Wanneer gebruik je het lidwoord  THE (definite article)
- Als het verwijst naar een specifiek persoon of ding 
example: The president gave a speech
 Je laat weg: bij dingen in het algemeen of als een gebouw of plaats wordt gebruikt voor zijn/haar specifieke doel.
example: I am at university. 

Slide 12 - Slide

                 I am at school.                      I am at the school.
               He is in prison.                         He is at the prison.
                  Articles: What is the difference?
pictures 1
pictures 2

Slide 13 - Slide

The
A
An
iets/iemand specifiek
iets / iemand in algemeen
iets / iemand in algemeen
"the" weglaten bij iets/iemand in algemeen of 
specifieke doel.
voor een medeklinker 
(consonant sound)
voor een klinker (a, e, i, o en u) 
(vowel sound)
I am reading the book.

I am at school.
My sister is upstairs reading a book.
We live in an apartment
Let op:
1. klinker
It took us an hour to find it.

2. medeklinker
He wears a uniform.

Slide 14 - Slide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 15 - Quiz

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 16 - Quiz

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 17 - Quiz

a of an?
.... apple
A
a
B
an

Slide 18 - Quiz

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 19 - Quiz

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 20 - Drag question

a of an?
.... hero
A
a
B
an

Slide 21 - Quiz

a of an?
.... hour
A
a
B
an

Slide 22 - Quiz

A of AN?
.... uncle
A
a
B
an

Slide 23 - Quiz

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 24 - Quiz

a of an?
.... FM-radio channel
A
a
B
an

Slide 25 - Quiz

A of AN?
.... umbrella
A
a
B
an

Slide 26 - Quiz

The story took _____ unexpected turn.
A
a
B
the
C
an
D
(empty)

Slide 27 - Quiz

Have you ever been to ____ Notre Dame in Paris.
A
the
B
(empty)
C
a
D
an

Slide 28 - Quiz

Grandma is in ______ hospital again. She has pneumonia.
A
(empty)
B
an
C
the
D
a

Slide 29 - Quiz

Look out, there's ___ U-turn up ahead.
A
an
B
a
C
(empty)
D
the

Slide 30 - Quiz

Time to work!
What: 
GT: Do exercise 28, 29A, B WB B page 27, 28
Kader: Do exercise 30, 31A WB B page 27, 28
Basis: Do exercise 27, 28 WB B page 27, 28
How: together or on your own
Help: book, teacher
Time: 10 minutes
Done? Study vocabulary A, B

Slide 31 - Slide

Lesson 2
choose:
practice grammar online
study vocabulary on quizlet
practice reading exam on examenflow

Slide 32 - Slide

Conclusion
Aan het einde van de les heb je geoefend met drie lidwoorden: a/an/the

Aan het einde van de les heb je geoefend met kijkvaardigheid

huiswerk
GT: Do exercise 28, 29A, B WB B page 27, 28
Kader: Do exercise 30, 31A WB B page 27, 28
Basis: Do exercise 27, 28 WB B page 27, 28

Slide 33 - Slide