7.3 ecosystemen

 7.3 ecosystemen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 7.3 ecosystemen

Slide 1 - Slide

Een walvis heeft vaak zeepokken op zich.
A
We noemen dit commensalisme.
B
We noemen dit concurrentie.
C
We noemen dit mutualisme.
D
We noemen dit parasitisme.

Slide 2 - Quiz

Een wulk heeft soms een zeeanemoon op zijn schelp.
De wulk wordt beschermd door de netels van de anemoon.
De anemoon snoept mee van het eten van de wulk.
A
We noemen dit commensalisme.
B
We noemen dit concurrentie.
C
We noemen dit mutualisme.
D
We noemen dit parasitisme.

Slide 3 - Quiz

Concurrentie
Commensalisme
Mutualisme
Parasitisme

Slide 4 - Drag question

Wat is het verschil tussen een producent en consument?
(in ecologische zin!)

Slide 5 - Open question

Waar horen maden bij?
A
producenten
B
consumenten 2e orde
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 6 - Quiz

Waar horen venus vliegenvallen bij?
A
producenten
B
consumenten 2e orde
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 7 - Quiz

Welke voedselketen is op de juiste manier genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Hoeveel herbivoren zijn er in dit voedselweb?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 9 - Quiz

Welke processen vinden plaats in producenten?
A
alleen dissimilatie
B
alleen assimilatie
C
dissimilatie en assimilatie
D
geen van allen

Slide 10 - Quiz

Welke processen vinden plaats in consumenten?
A
alleen dissimilatie
B
alleen assimilatie
C
dissimilatie en assimilatie
D
geen van allen

Slide 11 - Quiz

Dit is een piramide van ...
A
aantallen
B
biomassa

Slide 12 - Quiz

Op welke drie manieren raakt er tussen de schakels uit de voedselketen energie verloren?

Slide 13 - Open question

In een voedselketen bevatten de consumenten van de eerste orde meer vastgelegde energie dan de consumenten van de tweede orde.
De afbeelding is een weergave van het patroon van energiestromen in een ecosysteem.


Welke groep of groepen organismen kunnen deel uitmaken van trofisch niveau n?
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 14 - Quiz