Staal spelling Blok 5 week 4 les 2 (groep 5)

Sterke en zwakke werkwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is het werkwoord in de zin?
Ik verloor mijn sleutels.
A
Ik
B
verloor
C
mijn
D
sleutels

Slide 2 - Quiz

Is verloor een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Lisa werkte hard aan de opdrachten.
A
werkte
B
hard
C
aan
D
opdrachten

Slide 4 - Quiz

Is werkte een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Er hing iets in de lucht.
A
Er
B
hing
C
in
D
de lucht

Slide 6 - Quiz

Is hing een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Gisteren speelde ik samen met Eva.
A
Gisteren
B
speelde
C
samen
D
Eva

Slide 8 - Quiz

Is speelde een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Vandaag huppelde ik naar school.
A
Vandaag
B
ik
C
huppelde
D
naar school

Slide 10 - Quiz

Is huppelde een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Het ging echt helemaal mis!
A
ging
B
helemaal
C
echt
D
mis

Slide 12 - Quiz

Is ging een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 13 - Quiz