Deutsch - Kleidung, Farben und Modal Verben

Mittwoch 20-01
timer
1:30
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Mittwoch 20-01
timer
1:30
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!

Slide 1 - Slide

 Deutsch:  Kleidungstücke + Farben
Modalverben
     
Aan het einde van de les kun je:
- een aantal kledingstukken in het Duits benoemen;
- kun je een aantal kleuren in het Duits benoemen;
-heb je geoefend met het vervoegen 
van modale hulpwerkwoorden.
This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 2 - Slide

 Lektion 2  Kleidungstücke
     
s.o.
Kleidung kaufen
Was fehlt (wat mist)? Zoek het woord op in het Duits en vul in op de volgende slide. 

Slide 3 - Slide

Wat mist er op de vorige slide? (in het Duits enkelvoud + lidwoord)

Slide 4 - Open question

Was fehlt? Zoek het woord op in het Duits en vul in op de volgende slide.

Slide 5 - Slide

Wat mist er op de vorig slide? Schrijf op in het Duits (meervoud + lidwoord)

Slide 6 - Open question

Was siehst du hier?

Slide 7 - Slide

Wat zag je op de vorige slide?(enkelvoud + lidwoord)

Slide 8 - Open question

de bruine jas
de rok
het groene overhemd
de trui
De blouse
de rode jurk
de gele broek
die braune Jacke
die gelbe Hose
der Rock
das grüne Hemd
der Pullover
das rote Kleid
die Bluse

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Video

Grammatik C: modale hulpww
können, müssen, mögen, dürfen, willen (en wissen / möchten)
in enkelvoud klinkerwisseling 
geen uitgang bij ich en er/sie/es
vaak met een heel werkwoord aan het eind van de zin

Slide 11 - Slide

mögen (ich mag / wir mögen)
müssen 
(ich muss / wir müssen)
dürfen 
(ich darf / wir dürfen)
können 
(ich kann / wir können)
wissen 
(ich weiß / wir wissen)
mogen /  lusten

moeten 
(externe druk)
kunnen 

weten
mogen (toestemming)

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Video

Welche Modalverben werden in diesem Fragment benutzt (gebruikt) ?
A
können, möchten, wollen, mögen
B
möchten, wollen, dürfen, können
C
können, mögen, wollen, dürfen

Slide 14 - Quiz

Und jetzt seid ihr!

Slide 15 - Slide

Vertaal in het Duits:
Hij wil graag witte truien.
timer
0:20
A
Er will weiße Treuen
B
Er möchte weiße Treuen
C
Er möchte weiße Pullover
D
Er will weiße Pullover

Slide 16 - Quiz

Vertaal in het Duits:
Ik hou van gele rokken.
timer
0:20
A
Ich möchte gelbe Röcke
B
Ich darf gelbe Röcke
C
Ich möge gelbe Röcke.
D
Ich mag gelbe Röcke.

Slide 17 - Quiz

Vertaal in het Duits:
Deze week moet ik de schoenen kopen.
timer
0:20
A
Diese Woche muss ich die Schuhe kaufen.
B
Diese Woche müss ich die Schuhe kaufen.
C
Diese Woche musse ich die Schuhe kaufen.
D
Diese Woche müsse ich die Schuhe kaufen.

Slide 18 - Quiz

Du bist fast da!
Nu moet je het echt zelf doen...

Slide 19 - Slide

Vertaal in het Duits:
Ik wil graag de broek.
timer
0:30

Slide 20 - Open question

Vertaal in het Duits:
Jij kunt de jurk kopen (kaufen).

Slide 21 - Open question

Vertaal in het Duits:
Hij wil de jas hebben.
timer
0:30

Slide 22 - Open question

Vertaal in het Duits:
Wij moeten de bloes betalen (bezahlen).
timer
0:30

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide