spreekwoorden

Zet de juiste nummers bij de juiste spreekwoorden/uitdrukkingen. Het zijn er 38!
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Zet de juiste nummers bij de juiste spreekwoorden/uitdrukkingen. Het zijn er 38!

Slide 1 - Slide

Een wolf in schaapskleren. (Een gevaarlijk iemand die doet alsof hij onschuldig is.)

Slide 2 - Open question

Wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (Als iets onbekend is, willen sommige mensen er niets van weten.)

Slide 3 - Open question

De appel valt niet ver van de boom. (Een kind lijkt op zijn ouders.)

Slide 4 - Open question

De kat uit de boom kijken. (Even afwachten in plaats van meteen actie ondernemen.)

Slide 5 - Open question

Boter bij de vis doen. (Wanneer je een product krijgt, moet je direct betalen.)

Slide 6 - Open question

Je kunt de boom in. (Genoeg van iemand hebben.)

Slide 7 - Open question

Wortel schieten. (Lang op iets moeten wachten.)

Slide 8 - Open question

De knuppel in het hoenderhok gooien. (Onrust en opschudding veroorzaken.)

Slide 9 - Open question

De hond in de pot vinden. (Te laat zijn voor het eten, waardoor alles op is.)

Slide 10 - Open question

Iets onder de loep nemen. (Iets nauwkeurig onderzoeken.)

Slide 11 - Open question

Met de kippen op stok gaan. (Vroeg naar bed gaan.)

Slide 12 - Open question

Eieren voor je geld kiezen. (Met minder genoegen nemen dan je eigenlijk wilde.)

Slide 13 - Open question

Een speld in de hooiberg zoeken. (Een bijna onmogelijke opdracht uitvoeren.)

Slide 14 - Open question

Over het paard getild zijn. (Arrogant en verwaand zijn.)

Slide 15 - Open question

De vuile was buiten hangen. (Over onaangename privé-zaken spreken met mensen die er niets mee te maken hebben.)

Slide 16 - Open question

Lachen als een boer met kiespijn. (Lachen terwijl je het niet meent.)

Slide 17 - Open question

Nou breekt mijn klomp. (Van verbazing niet meer weten wat je moet zeggen.)

Slide 18 - Open question

Met de hakken over de sloot. (Het is maar nét gelukt.)

Slide 19 - Open question

Oude koeien uit de sloot halen./ Een koe bij de hoorns vatten. (Oude zaken oprakelen./Een lastige zaak op een flinke manier aanpakken.)

Slide 20 - Open question

Aan de bel trekken. (Duidelijk maken dat er iets niet klopt.)

Slide 21 - Open question

Je schaapjes op het droge hebben. (Genoeg geld hebben om van te kunnen leven.)

Slide 22 - Open question

Wie wind zaait, zal storm oogsten. (Wie slechte dingen doet, zal daar uiteindelijk zelf de gevolgen van dragen.)

Slide 23 - Open question

Peentjes zweten. (Bang of zenuwachtig zijn.)

Slide 24 - Open question

Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. (Iemand doet alsof hij veranderd is, maar vanbinnen is hij nog precies hetzelfde.)

Slide 25 - Open question

De kaas niet van het brood laten eten. (Je niet laten afpakken waar je recht op hebt.)

Slide 26 - Open question

Een bezig bijtje. (Iemand die altijd druk bezig is.)

Slide 27 - Open question

Het paard achter de wagen spannen. (Iets helemaal verkeerd aanpakken.)

Slide 28 - Open question

Een gegeven paard van je niet in de mond kijken. (Je mag niet kritisch zijn op dingen die je cadeau hebt gekregen.)

Slide 29 - Open question

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. (Wanneer er geen toezicht is, doet iedereen lekker wat hij wil.)

Slide 30 - Open question

Het varkentje wassen. (Een klusje wel even doen.)

Slide 31 - Open question

Achter de wolken schijnt de zon. (Alle nare dingen zijn tijdelijk, daarna wordt het beter.)

Slide 32 - Open question

De bokkenpruik op hebben. (Chagrijnig zijn.)

Slide 33 - Open question

Haantje de voorste zijn. (Altijd op de voorgrond willen treden.)

Slide 34 - Open question

Hoge bomen vangen veel wind. (Mensen met een belangrijke baan krijgen sneller commentaar of kritiek.)

Slide 35 - Open question

De bloemetjes buiten zetten. (Uitbundig feesten.)

Slide 36 - Open question

Met je neus in de boter vallen. (Geluk hebben.)

Slide 37 - Open question

Boter op het hoofd hebben. (Zelf ook schuldig zijn.)

Slide 38 - Open question

Je als een vis op het droge voelen. (Je ergens niet thuis voelen.)

Slide 39 - Open question