Ken ik hfst 2 "Kijk op taal"?

Vul in:
Bij de douane wordt iedereen van top tot ............... gecontroleerd
1 / 22
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vul in:
Bij de douane wordt iedereen van top tot ............... gecontroleerd

Slide 1 - Open question

Wat betekent: Van top tot teen controleren?
A
Heel zorgvuldig controleren
B
Alleen het lichaam controleren
C
Heel slecht controleren
D
Helemaal niet controleren

Slide 2 - Quiz

Vul in:
Kees moest op stel en ......... naar het ziekenhuis.

Slide 3 - Open question

Wat betekent:
Op stel en sprong ergens naar toe moeten.
A
straks
B
met de auto
C
direct
D
morgen

Slide 4 - Quiz

Vul in:
Na lang wikken en ........ besloten we op vakantie naar Ameland te gaan.

Slide 5 - Open question

Wat betekent:
Na lang wikken en wegen?
A
Na lang praten.
B
Na lang vergaderen
C
Na lang telefoneren
D
Na lang er over nagedacht en gesproken te hebben.

Slide 6 - Quiz

Vul in:
Je hebt willens en .......... tegen me gelogen.

Slide 7 - Open question

Wat betekent dat je willens en wetens hebt gelogen.
A
Dat heb je per ongeluk gedaan.
B
Dat heb je gedaan omdat dat moest van iemand
C
Dat heb je gedaan omdat je er niet over na had gedacht.
D
Dat heb je heel bewust gedaan.

Slide 8 - Quiz

De sporter gaf zich niet zonder slag of .......... gewonnen

Slide 9 - Open question

Wat betekent:
Niet zonder slag of stoot gewonnen geven.
A
Het kan je niets schelen dat je verliest.
B
Je wilt de ander laten winnen
C
Je doet je uiterste best om niet te verliezen.
D
Je doet je uiterste best om niet op te laten vallen dat je wilt winnen.

Slide 10 - Quiz

Wat betekent:
Zij zweet peentjes.
A
Zij zweet nooit.
B
Zij zweet vandaag niet.
C
Zij is vreselijk zenuwachtig.
D
Zij is een koele kikker.

Slide 11 - Quiz

Wat betekent:
Nu komt de aap uit de mouw.
A
De waarheid wordt nu verteld.
B
Het blijft geheim.
C
Hij is heel verdrietig over het gebeurde.
D
Hij houdt niet van leugens.

Slide 12 - Quiz

Wat betekent:
Zij is over het paard getild.
A
Ze is goed in sport.
B
Ze heeft een moeilijke opdracht goed gedaan.
C
Ze is heel erg verwend.
D
Ze is geliefd in de klas.

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
Hij maakt van een mug een olifant.
A
Hij kan heel goed tekenen.
B
Hij houdt er van om stoere verhalen te vertellen.
C
Hij overdrijft heel erg.
D
Hij liegt.

Slide 14 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
Kat in 't bakkie.
B
Een kat in de zak kopen.
C
Een kat uit de zak kopen.
D
Een kat in de zak verkopen.

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
Een kat in de zak kopen.
A
Een leuk cadeau kopen.
B
Een dier kopen.
C
Iets kopen dat je niet goed hebt kunnen beoordelen.
D
Iets kopen dat heel duur is.

Slide 16 - Quiz

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De kat in de boom kijken.
B
De kat uit de boom kijken.
C
De kat bekijken.
D
Laat de kat maar in de boom zitten.

Slide 17 - Quiz

Wat betekent:
De kat uit de boom kijken.
A
Je wilt ergens lang over doen.
B
Je bekijkt de boel eerst even, voordat je je mond open doet.
C
Je bent bang voor katten en hoopt dat die niet dichterbij komen.
D
Je liegt vaak en maakt er een gewoonte van.

Slide 18 - Quiz

Wat betekent:
De deur bij iemand platlopen.
A
De deur bij iemand kapot maken.
B
Veel met iemand bespreken.
C
Heel veel bij iemand thuis komen.
D
Nooit bij iemand op bezoek komen.

Slide 19 - Quiz

Wat betekent:
Iets van de daken schreeuwen?
A
Altijd heel hard roepen.
B
Ergens heel blij over zijn en dat aan iedereen willen vertellen.
C
Altijd heel veel leugens vertellen
D
Ergens heel verdrietig over zijn en dat aan niemand kunnen vertellen.

Slide 20 - Quiz

Welke zin past bij:
Van een leien dakje gaan.
A
Zo die toets stelde niets voor, ik had het zo gemaakt.
B
Ik had zin om iedereen te vertellen dat ik een 9 had gehaald.
C
Mijn vader heeft een nieuwe baan gevonden.
D
Hij werd uit de les gestuurd.

Slide 21 - Quiz

Waar past EEN UITDRUKKING bij?
A
figuurlijk
B
letterlijk
C
Precies zoals het er staat.
D
woordelijk

Slide 22 - Quiz