What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 4 Duits klas 2h
WEEK 4:
Duits klas 2
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
WEEK 4:
Duits klas 2
Slide 1 - Slide
Rückblick
WEEK 1 T/M WEEK 3: wat hebben we tot nu toe gehad?
- Zwakke werkwoorden (EST TENTEN)
- Het werkwoord haben, sein & werden
- Ein(e) en kein(e)
- Lezen
- Schrijven
Slide 2 - Slide
Welkom in week 4!
Wat gaan we deze week leren?
(gebruik werkboek B)
- Nakijken hw week 3
- Wiederholung (herhaling) grammatik
- Luisteren
- Kloktijden
- Huiswerk(bespreking)
Slide 3 - Slide
Nakijken week 3
ZIE
SOMTODAY
DINSDAG 07/04 VOOR HET ANTWOORDBLAD VAN WEEK 3.
Slide 4 - Slide
Huiswerkbespreking:
Stel je vragen
ELKE WOENSDAG
tijdens het vragenuurtje in Teams!
Klas 2a: 10.00 - 10.45 uur
Klas 2c: 11.00 - 11.45 uur
Klas 2b: 11.45 - 12.30 uur
Slide 5 - Slide
GRAMMATIK: WIEDERHOLUNG
Quiz vragen, sleepvragen en invulvragen...
Slide 6 - Slide
Grammatik Wiederholung (herhaling)
DER
kan je vervangen door
ER (hij)
DIE
kan je vervangen door
SIE (zij)
DAS
kan je vervangen door
ES (het)
Slide 7 - Slide
Das Baby
A
er
B
sie
C
es
Slide 8 - Quiz
Tim und Joey
A
er
B
sie
C
es
Slide 9 - Quiz
Sein Bruder
A
er
B
sie
C
es
Slide 10 - Quiz
EEN = EIN of EINE
EEN wordt vertaald naar
ein of eine
ein = mannelijk en onzijdig
eine = vrouwelijk
(krijgt dus een -e)
Slide 11 - Slide
GEEN = KEIN of KEINE
GEEN wordt vertaald naar kein of keine
kein = mannelijk en onzijdig
keine = vrouwelijk
(krijgt dus een -e)
Slide 12 - Slide
Oma
A
ein
B
eine
Slide 13 - Quiz
(een) Buch
A
Ein
B
Eine
Slide 14 - Quiz
(geen) Rose
A
kein
B
keine
Slide 15 - Quiz
Het werkwoord sein
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 16 - Drag question
Wer _______ du?
A
bin
B
bist
Slide 17 - Quiz
Vertaal : jullie zijn
Slide 18 - Open question
Was für ein Junge _______ er?
A
bist
B
bin
C
sein
D
ist
Slide 19 - Quiz
Het werkwoord haben
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 20 - Drag question
Wann ______ ihr Herbstferien?
A
hast
B
habt
C
hapt
D
habe
Slide 21 - Quiz
Du _______heute gut gelernt.
A
hast
B
habst
Slide 22 - Quiz
Wie viele Geschwister _____ Sie, Herr Mayer?
Slide 23 - Open question
timer
1:00
die
der
das
Mann
Frau
Kind
Junge
Schule
Mädchen
Haus
Lehrer
Lehrerin
Slide 24 - Drag question
Wat is het voltooid deelwoord:
werden
Slide 25 - Open question
Welke vervoeging van het werkwoord heißen ist juist?
A
du heist
B
du heißt
C
du heißst
Slide 26 - Quiz
Welke vervoegingen zijn juist?
(hier zijn meerdere antwoorden juist)
A
ich mache
B
du machst
C
er macht
D
wir machen
Slide 27 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord:
antworten
Slide 28 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord:
kaufen
Slide 29 - Open question
Wie alt ___________(zijn zij)
Slide 30 - Open question
Herr Mayer, wo __________Sie? (wohnen)
Slide 31 - Open question
________ groß ist der Giraffe?
A
was
B
wie
Slide 32 - Quiz
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Hund
Kater
Kuh
Stelle
Bruder
Freundin
Junge
Katze
Geschenk
Spiel
Kind
Tochter
Slide 33 - Drag question
EN DAN NU... LUISTER GOED NAAR HET VOLGEND FILMPJE EN BEANTWOORD DE VRAGEN :)
Slide 34 - Slide
Die Noten
Auf niederländisch sind das......
Das beste im Sport ist der 1. Platz
Schule ist eine 1 auch das beste
Wieso? Das sieht ihr im Film!
Slide 35 - Slide
Was sind Noten?
(introductievraag)
A
Noten
B
Muziek
C
Cijfers
D
Letters
Slide 36 - Quiz
https:
Slide 37 - Link
Als je vroeger goed in een vak was waar zat je dan?
A
Vooraan
B
Achteraan
C
Midden
D
Bij de docent
Slide 38 - Quiz
Kreeg in het begin iedereen dezelfde 'Noten' in Duitsland?
A
Ja
B
Nee
Slide 39 - Quiz
Waarom werd er 1 Notensystem' ingevoerd?
A
Niveau staat dan vaster
B
Voor de ouders
C
Voor de leerlingen
D
Voor de plek in de klas
Slide 40 - Quiz
Kloktijden:
UHRZEITEN
Slide 41 - Slide
Uhrzeiten
Twee woorden
voor uur:
Stunde
en
Uhr
.
Uhr
= kloktijden: es ist zwei Uhr.
Stunde
= andere gevallen.
Hij heeft een uur gewacht: er hat
eine Stunde
gewartet.
Slide 42 - Slide
Uhrzeiten
Het is
drie uur
: es ist
drei Uhr
Het is
half drie
: es ist
halb drei
Het is
kwart over
drie: es ist
Viertel nach
drei.
Het is
kwart voor
vier: Es ist
Viertel vor
vier.
Slide 43 - Slide
Es ist viertel nach sieben
A
Het is kwart voor zeven
B
Het is kwart over zeven
Slide 44 - Quiz
Es ist Viertel vor neun
A
Het is kwart over negen
B
Het is kwart voor negen
Slide 45 - Quiz
Het is tien uur
A
Es ist acht Stunde
B
Es ist neun Uhr
C
Es ist zehn Stunde
D
Es ist zehn Uhr
Slide 46 - Quiz
Hausaufgaben
Werkboek B kapitel 5:
- opdr. 8.2 Wörterliste B (blz. 52)
- opdr. 11.1 Lesen (blz. 56)
- opdr. 15.3 (blz. 61/62)
Slide 47 - Slide
Huiswerkbespreking:
Stel je vragen
ELKE WOENSDAG
tijdens het vragenuurtje in Teams!
Klas 2a: 10.00 - 10.45 uur
Klas 2c: 11.00 - 11.45 uur
Klas 2b: 11.45 - 12.30 uur
Slide 48 - Slide
More lessons like this
2 oktober vrijdag 2MH
April 2020
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
ein kein rangtelwoorden klok kijken
October 2021
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Kapitel 5 Schule und Schüler Woche 3
January 2021
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Les 19 Vorbereitung Grammatikprüfung
October 2017
- Lesson with
45 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 19 Vorbereitung Grammatikprüfung
October 2017
- Lesson with
43 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Anne Frank, ihr kurzes Leben
September 2022
- Lesson with
15 slides
by
Anne Frank House
History
Primary Education
Secondary Education
Age 11-13
Anne Frank House
Uhrzeiten und Artikel, deeltaak 5
March 2020
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
TegenwTijd-Lidwoorden-Prs.vnw-Getallen<100-Kloktijden
May 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2