2 oktober vrijdag 2MH

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

WEEK 4:

Duits klas 2

Je kan tot nu:

- Het persoonlijk voornaamwoord (idewisS)

- Het werkwoord haben & sein

- Zwakke werkwoorden vervoegen (EST-TENTEN)

- Ein(e) & Kein(e)

- 1e naamval en 4e naamval (zinsontleding)

Vrijdag 2 oktober

- Wat gaan we doen?

- Oefenvragen 

- Luisteren

- Kloktijden

- Aan de slag met het huiswerk

Lesdoelen

Aan het eind van deze les kun je:

- kloktijden in het Duits schrijven

GRAMMATIK: WIEDERHOLUNG

Quiz vragen, sleepvragen en invulvragen...

Grammatik Wiederholung (herhaling) 

DER kan je vervangen door ER (hij)

DIE kan je vervangen door SIE (zij)

DAS kan je vervangen door ES (het)

Das Baby

1. er
2. sie
3. es

Tim und Joey

1. er
2. sie
3. es

Sein Bruder

1. er
2. sie
3. es

EEN = EIN of EINE

EEN wordt vertaald naar ein of eine

ein = mannelijk en onzijdig

eine = vrouwelijk

(krijgt dus een -e) 

GEEN = KEIN of KEINE

GEEN wordt vertaald naar kein of keine

kein = mannelijk en onzijdig

keine = vrouwelijk

(krijgt dus een -e) 

Oma

1. ein
2. eine

(een) Buch

1. Ein
2. Eine

(geen) Rose

1. kein
2. keine

Het werkwoord sein

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

Wer _______ du?

1. bin
2. bist

Vertaal :  jullie zijn

Was für ein Junge _______ er?

1. bist
2. bin
3. sein
4. ist

Het werkwoord haben

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habe

hast

hat

haben

habt

haben

Wann ______  ihr Herbstferien?

1. hast
2. habt
3. hapt
4. habe

Du _______heute gut gelernt.

1. hast
2. habst

Wat is het voltooid deelwoord:
antworten

Wat is het voltooid deelwoord:   

                            kaufen

EN DAN NU... LUISTER GOED NAAR HET VOLGEND FILMPJE EN BEANTWOORD DE VRAGEN :)

Die Noten

• Auf niederländisch sind das......
• Das beste im Sport ist der 1. Platz
• Schule ist eine 1 auch das beste
• Wieso? Das sieht ihr im Film!

Was sind Noten?
(introductievraag)

1. Noten
2. Muziek
3. Cijfers
4. Letters

https:

Als je vroeger goed in een vak was waar zat je dan?

1. Vooraan
2. Achteraan
3. Midden
4. Bij de docent

Kreeg in het begin iedereen dezelfde 'Noten' in Duitsland?

1. Ja
2. Nee

Waarom werd er 1 Notensystem' ingevoerd?

1. Niveau staat dan vaster
2. Voor de ouders
3. Voor de leerlingen
4. Voor de plek in de klas

Kloktijden:

UHRZEITEN

Uhrzeiten 

Twee woorden voor uur: Stunde en Uhr.

Uhr = kloktijden: es ist zwei Uhr.

Stunde = andere gevallen.

Hij heeft een uur gewacht: er hat eine Stunde gewartet. 

Uhrzeiten 

Het is drie uur: es ist drei Uhr

Het is half drie: es ist halb drei

Het is kwart over drie: es ist Viertel nach drei.

Het is kwart voor vier: Es ist Viertel vor vier.

Es ist viertel nach sieben

1. Het is kwart voor zeven
2. Het is kwart over zeven

Es ist Viertel vor neun

1. Het is kwart over negen
2. Het is kwart voor negen

Het is tien uur

1. Es ist acht Stunde
2. Es ist neun Uhr
3. Es ist zehn Stunde
4. Es ist zehn Uhr

Hausaufgaben 9-10

Aufgaben: 7, 9, 13 & 14 (Seiten 36-39)