unité 4 la santé VWO 3 (LSJ V2)

wederkerende werkwoorden
In het Frans zijn er, net als in het Nederlands, wederkerende werkwoorden. Zij zijn herkenbaar aan het woordje "se" dat voorafgaat aan het werkwoord. In het Nederlands zien we "zich" voor het werkwoord staan.
Bijvoorbeeld: zich wassen = se laver
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

wederkerende werkwoorden
In het Frans zijn er, net als in het Nederlands, wederkerende werkwoorden. Zij zijn herkenbaar aan het woordje "se" dat voorafgaat aan het werkwoord. In het Nederlands zien we "zich" voor het werkwoord staan.
Bijvoorbeeld: zich wassen = se laver

Slide 1 - Slide

wederkerend voornaamwoord
Een wederkerend werkwoord bestaat uit:
  • een wederkerend voornaamwoord
  • werkwoordsvorm

Voor iedere persoon is er een ander wederkerend voornaamwoord.

Slide 2 - Slide

wederkerende voornaamwoorden

je me  lave 
tu te laves
il/elle/on se lave
nous nous lavons
vous vous lavez
ils/elles se lavent

Slide 3 - Slide

jullie kleden je aan (s'habiller)
A
vous vous habiller
B
vous vous habillez
C
vous habillez vous
D
nous habillons nous

Slide 4 - Quiz

wederkerende ww.
Er zijn verschillende wederkerende werkwoorden in het Frans:
se bruler, se sentir, se tromper etc. (zie p. 25 boek)

Er zijn ook wederkerende werkwoorden in het Frans die in het Nederlands niet  wederkerend zijn.
wandelen- se promener,  opstaan= se lever,  gaan slapen= se coucher (zie verder p.25 boek)

Slide 5 - Slide

Hoe vertaal je :
jij gaat slapen

Slide 6 - Open question

Passé composé
  • Alle wederkerende werkwoorden worden in het Frans vervoegd met het werkwoord être
     Dit is niet altijd het geval bij de wederkerende werkwoorden         in het Nederlands: ik heb me gewassen, ik heb gewandeld.
  • Het wederkerende voornaamwoord staat voor het hulpww:
        je me suis lavé(e)        De extra -e : hulpww = être

Slide 7 - Slide

wij hebben gewandeld
A
nous nous avons promené
B
nous avons nous promené
C
nous sommes nous promené(e)s
D
nous nous sommes promené(e)s

Slide 8 - Quiz

wederkerende ww als inf.
Als een wederkerend ww als infinitif gebruikt wordt, past het wederkerend voornaamwoord zich aan aan het onderwerp van de zin:
ik wil me opmaken                          je veux me maquiller
wij willen opstaan                           nous voulons nous lever
jullie kunnen stoppen                   vous pouvez vous arrêter

Slide 9 - Slide

wederkerend ww als inf.
nous pouvons nous lever          wij kunnen opstaan

Let dus op:
  • het wederkerend voornaamwoord blijft voor het hele werkwoord staan
  • bij nous en vous: je moet de vorm niet gaan vervoegen:
    dus niet: nous pouvons nous levons

Slide 10 - Slide

jullie kunnen je vermaken (s'amuser)

Slide 11 - Open question

wederkerende ww met ontkenning
  • ik was me niet                                         je ne me lave pas
  • ik heb met niet gewassen                 je ne me suis pas lavé(e)
  • ik wil me niet wassen                          je ne veux  pas me laver

De ontkenning staat altijd om de pv.
Bij de passé composé en présent staat het wederkerend voornaamwoord voor de pv

Slide 12 - Slide

jij wil niet wandelen (se promener)

Slide 13 - Open question

wij hebben ons niet vergist
A
nous ne nous sommes pas trompé(e)s
B
nous nous ne sommes pas trompé(e)s
C
nous ne nous avons pas trompé(e)s
D
nous ne sommes pas nous trompé(e)s

Slide 14 - Quiz

regelmatige werkwoorden op -re
je   vend-s                                                 zie lijst ww op p. 16 boek
tu vend-s
il/elle/on vend
nous vend-ons
vous vous vend-ez
ils/elles vend-ent
pc: j'ai vend-u

Slide 15 - Slide

hij antwoordt (répondre)

Slide 16 - Open question

jij hebt verloren

Slide 17 - Open question

samentrekking à + lidwoord
J'ai mal au dos
Il a mal à la main
nous avons mal à l'oreille
ils ont mal aux doigts

à + le = au
à + les = aux

Slide 18 - Slide

lichaamsdelen

Slide 19 - Mind map

toets
grammatica:
  • wederkerende werkwoorden (zie p. 25 voor de ww)
  • regelmatige ww. -er/ -re  (zie p.16 voor de ww -re)
  • onregelmatig: avoir, etre, faire, aller, pouvoir, vouloir

voca: alle app. , lichaamsdelen!

Slide 20 - Slide