U1 periode 3 formatie toets vocabulaire físico e información personal en basisgrammatica

• Spaans
• WO
• Studiejaar 1

Test formativo de español de U1

martes, 20 de abril de 2021

Geef de vertaling van het woord:
rizado

1. stijl
2. roodharig
3. golvend
4. gekruld

Geef de vertaling van het woord:
la coleta

1. de neus
2. de oren
3. de staart
4. de mond

Welk woord hoort niet thuis in dit rijtje:
boca, piel, lentillas, nariz.

1. nariz
2. lentillas
3. piel
4. boca

Welk woord hoort niet thuis in dit rijtje:
gordito, delgado, ondulado, bajito

1. gordito
2. delgado
3. ondulado
4. bajito

Vertaal naar het Spaans:
1. Zij heeft bruin haar
2. Ik heb blauwe ogen
3. Mijn verjaardag is
4. Ik heb een huisdier.

Geef antwoord in het Spaans
¿Cuántos años tienes?

Geef antwoord in het Spaans
¿Cómo te llamas?

Geef antwoord in het Spaans
¿Tienes hermanos?

Geef antwoord in het Spaans
¿Dónde vives?

Geef antwoord in het Spaans
¿Cuál es tu afición?

Kies het juiste werkwoord:
bailar (tú)

1. baila
2. bailo
3. baile
4. bailas

Kies het juiste werkwoord:
vivir (yo)

1. vivas
2. vive
3. vivo
4. viva

Kies het juiste werkwoord:
comer (ella)

1. como
2. comes
3. coma
4. come

Vervoeg de volgende werkwoorden naar het Spaans met nadruk:.
1. ik ben
2. zij hebben
3. wij praten
4. jullie dragen

Van welk zelfstandig naamwoord is het bepaalde lidwoord verkeerd?

1. el problema
2. la casa
3. el mano
4. el profesor

Van welk zelfstandig naamwoord is het bepaalde lidwoord verkeerd?

1. la idioma
2. la ciudad
3. la foto
4. la estación

Welke meervourdsvorm klopt niet van deze zelfstandige naamwoorden in het Spaans?

1. pezes
2. ciudades
3. casas
4. ordenadores

In welke zin is verkeerd geschreven?

1. Tengo el pelo rubio
2. Tengo los ojos marrón
3. Mi hermana es delgada
4. Mis padres son gorditos