Zorgkunde valpreventie

Vallen is een probleem dat vaak voorkomt bij ouderen. Het is een belangrijke oorzaak van verminderd functioneren. Wat is een gevolg van vallen bij ouderen?
A
Meer verpleeghuisopnames
B
Vervroegde sterfte
C
Meer ziekenhuisopnames
D
Alle drie genoemd
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Vallen is een probleem dat vaak voorkomt bij ouderen. Het is een belangrijke oorzaak van verminderd functioneren. Wat is een gevolg van vallen bij ouderen?
A
Meer verpleeghuisopnames
B
Vervroegde sterfte
C
Meer ziekenhuisopnames
D
Alle drie genoemd

Slide 1 - Quiz

Stelling: Van de mensen in verzorgings- en verpleeghuizen valt bijna ..... jaarlijks
A
Een kwart
B
De helft
C
Twee derde
D
Drie kwart

Slide 2 - Quiz

De verwachting is dat het aantal valincidenten onder inwoners van Nederland zal toenemen. De verwachting is gebaseerd op ....
A
Toenemende bezuinigingen in de zorg
B
Toename van het aantal mensen met overgewicht
C
Toenemende vergrijzing van de bevolking
D
Toename van het roekeloze gedrag onder oudere

Slide 3 - Quiz

Welke deel van de mensen ouder dan 65 jaar valt tenminste één keer per jaar?
A
Een kwart
B
Een derde
C
De helft
D
Drie kwart

Slide 4 - Quiz

Valrisico's zijn onder te verdelen in twee categorieën: persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Welke factoren zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van het valrisico?
A
Omgevingsfactoren
B
Persoonlijke factoren

Slide 5 - Quiz

Casus: Meneer de Vries en meneer Pietersen wonen samen in het verpleeghuis. Meneer de vries is afgelopen jaar drie keer gevallen. Meneer Pietersen is het afgelopen jaar één keer gevallen. Hiervoor zijn beide heren nooit gevallen. Stelling: Het risico op vallen is voor meneer de Vries .............. het risico voor meneer Pietersen
A
Groter dan
B
Kleiner dan
C
Gelijk aan

Slide 6 - Quiz

Mobiliteitsstoornissen zijn een risicofactor voor valincidenten. Mobiliteitsstoornissen ontstaan bij veroudering van het bewegingsapparaat. De veroudering gaat gepaard met een aantal kenmerken. Welke kenmerk behoort hier niet toe?
A
Stoornis van het evenwicht
B
Minder goed zien
C
Verlaagde reactiesnelheid
D
Verminderde spierkracht

Slide 7 - Quiz

Ouderen die veel hulp nodig hebben bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) hebben een verhoogd valrisico. Met welke instrument wordt gemeten in hoeverre iemand de ADL zelfstandig kan uitvoeren?
A
Bartollinindex
B
Barthelindix
C
Barlowinde
D
Barmondtindex

Slide 8 - Quiz

Stelling: Mensen die ............ bewegen, hebben een verhoogde kans op vallen
A
Weinig
B
Veel

Slide 9 - Quiz

Stelling; Lichamelijke activiteit vermindert de kans op vallen, doordat ......
A
De spierfunctie wordt getraind
B
De balans wordt getraind
C
Spierfunctie en balans worden allebei getraind
D
Spierfunctie en balans spelen geen rol bij voorkomen van vallen

Slide 10 - Quiz

Psychofarmaca geven een verhoogde kans op vallen. Welk van de onderstaande medicatie is geen psychofarmacon
A
Slaapmiddelen
B
Antidepressiva
C
Anticonceptiva
D
Neuroleptica

Slide 11 - Quiz

Welke medicatie geeft geen verhoogde kans op vallen
A
Bloeddrukverhogende middelen
B
Diurectica
C
Bloeddrukverlagende middelen
D
Psychofarmaca

Slide 12 - Quiz

Vrouwen vallen ... dan mannen
A
vaker dan
B
even vaak
C
minder vaak dan

Slide 13 - Quiz

Vrouwen vallen vaker dan mannen. Wat is hier geen verklaring voor?
A
Vrouwen gebruiken meer medicijnen dan mannen
B
Vrouwen wonen vaker zelfstandig dan mannen
C
Vrouwen zijn lichamelijk minder actief dan mannen
D
Spiermassa neemt bij vrouwen sneller af dan bij mannen

Slide 14 - Quiz

Voor welke percentage valincidenten zijn omgevingsfactoren verantwoordelijk?
A
10%
B
30-50%
C
60-70%
D
80%

Slide 15 - Quiz

Welke van de onderstaande opties is geen omgevingsfactor bij val-incidenten
A
Kleine ruimte
B
Losliggende tapijt
C
Gladde vloer

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de aandoening die de kans op een fractuur na een val vergroot?
A
Osteoporose
B
Alzheimer
C
Bechterew
D
Myocardinfarct

Slide 17 - Quiz

Om inzicht te krijgen in hoeverre mobiliteitsstoornissen bij ouderen aanwezig zijn, kunnen specifieke tests gedaan worden, zoals de handknijpkrachttest. Indien deze een verminderende uitslag geeft, is de spierkracht in ....... nog zoals het hoort
A
De handspieren
B
De beenspieren
C
Het algeheel
D
Geen enkele spier

Slide 18 - Quiz

Om inzicht te krijgen in hoeverre mobiliteitsstoornissen aanwezig zijn, kunnen specifieke tests gedaan worden. Hoe heet de test waarbij de ene voet gedurende 10 seconde voor de andere voet geplaatst wordt?
A
Tandemstand
B
Chair-stand-test
C
Looptest
D
Get-up-and-go-test

Slide 19 - Quiz

Een oudere met een verminderde of afwezig kniepeesreflex heeft een ......... risico op vallen
A
Verlaagd
B
Verhoogd
C
Gelijk

Slide 20 - Quiz

Het dragen van steunkousen is bij orthostatische hypotensie aan te bevelen. Daarnaast is het oefenen met ....... opstaan raadzaam
A
Snel
B
Langzaam

Slide 21 - Quiz

Het gebruik van een alarmsysteem in bed helpt ..... bij de preventie van vallen
A
wel
B
niet

Slide 22 - Quiz

Waar staat MIC formulier voor
A
Mogelijkheden incidenten cliënten
B
Melding incident cliënten
C
Mogelijke informatie cliënten
D
Melding informatie cliënten

Slide 23 - Quiz