Ass. Begrippen blok 1

Assisteren in de Gezondheidszorg
Begrippen blok 0 & 1.


Schrijf de juiste antwoorden over
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Gezondheidzorg & WelzijnVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Assisteren in de Gezondheidszorg
Begrippen blok 0 & 1.


Schrijf de juiste antwoorden over

Slide 1 - Slide

Frontoffice
A
Kantoor
B
Balie waar allemaal informatie ligt
C
Verzamelnaam voor afdelingen met klantcontact

Slide 2 - Quiz

Consultatiebureau
A
Daar ga je heen als je oud bent
B
Adviesbureau over je gezondheid,met name voor baby's

Slide 3 - Quiz

Diëtist
A
Deskundige gespecialiseerd in voeding en diëten
B
Helpt je het sporten

Slide 4 - Quiz

Fysiotherapeut
A
Helpt je bij het goed bewegen en sporten
B
Begeleid je bij intensief sporten
C
Deskundige gespecialiseerd in spieren,banden etc.

Slide 5 - Quiz

Logopedist
A
Helpt bij voeding
B
Deskundige in spraak, taal, stem en gehoor

Slide 6 - Quiz

Verloskundige
A
Werkt alleen in het ziekenhuis
B
Zorgverlener die zwangere vrouwen begeleid

Slide 7 - Quiz

Instructie
A
Uitleg hoe je iets moet doen
B
Iets ondernemen

Slide 8 - Quiz

Verwijzing
A
Door sturen naar school
B
Patiënt doorsturen naar een andere zorgverlener

Slide 9 - Quiz

Eerstelijnszorg
A
Zorg die niet direct toegankelijk is
B
Zorg die direct toegankelijk is

Slide 10 - Quiz

Tweedelijnszorg
A
Zorg waar je direct naar toe kan
B
Zorg wat gelijk leverbaar is
C
Zorg waar een verwijzing voor nodig is

Slide 11 - Quiz

Extramurale Zorg
A
Zorg buiten de muren van een instelling
B
Zorg binnen de muren van een instelling

Slide 12 - Quiz

Intramurale zorg
A
Zorg die buiten de muren van een instelling plaatsvindt
B
Zorg die binnen de muren van een instelling plaatsvindt

Slide 13 - Quiz

Semimurale zorg
A
Zorg tussen intra en extramurale zorg in
B
Alle zorgleverens

Slide 14 - Quiz

Transmurale zorg
A
Zorg binnen de muren van een instelling
B
Combinatie van zorg thuis en in een instelling

Slide 15 - Quiz

Professionele zorg
A
Zorg verleend door iemand die opgeleid is
B
Zorg verleend door iemand zonder diploma

Slide 16 - Quiz

Informele zorg
A
Zorg verleend door iemand met een diploma
B
Zorg verleend door familie of vrienden

Slide 17 - Quiz

Mantelzorg
A
Zorg door een professional
B
Zorg verleend door familie of vrienden

Slide 18 - Quiz

Gynaecoloog
A
Specialist in het vrouwelijk voorplantingssysteem
B
Specialist in het mannelijk voorplantingssysteem

Slide 19 - Quiz

Neuroloog
A
Helpt je bij het spreken
B
Specialist in hersenen en zenuwen

Slide 20 - Quiz

Radioloog
A
Maakt fotos
B
Expert op gebied van röntgenfoto's

Slide 21 - Quiz

Preventie
A
Genezen van een ziekten
B
Opsporen van een ziekte
C
Voorkomen van een ziekte

Slide 22 - Quiz

Curatieve zorg
A
Zorg gericht op onderzoek
B
Zorg gericht op genezing

Slide 23 - Quiz

Palliatieve zorg
A
Zorg in de laatste levensfase
B
Zorg in de begin fase

Slide 24 - Quiz

Checklist
A
Afteken lijst
B
Controlelijst

Slide 25 - Quiz

Steriel
A
Schoon
B
Zonder bacteriën

Slide 26 - Quiz

Micro-organismen
A
Bacteriën, schimmels en gisten die iemand ziek maken
B
Grote schimmels en gisten die iemand ziek maken

Slide 27 - Quiz

Besmetting
A
Het overbrengen van eten
B
Het overbrengen van ziekteverwekkers van de ene naar de andere plaats

Slide 28 - Quiz

Desinfecteren
A
Schoonmaken
B
Grondig schoonmaken, waarbij micro-organismen worden verwijderd

Slide 29 - Quiz