Taalverzorging les 2

timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Planning
  • Werkwoordspelling: bijzonderheden
  • Werkmoment / verlengde instructie werkwoordspelling
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling
Paragraaf 2.9
  • persoonsvorm tt en vt
  • Engelse werkwoorden
Paragraaf 3.9
  • Voltooid deelwoord
  • Tegenwoordig deelwoord
(Gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord zie paragraaf 4.9)

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden (p. 157)
als de Nederlandse werkwoorden: 
  • rugbyen - ik rugby - jij rugbyt - hij rugbyde
  • speechen - ik speech - jij speecht - hij speechte
Uitspraakregels:
  • deleten - ik delete - jij deletet - hij deletete - is gedeletet
  • paintballen - ik paintball - jij paintballt - hij paintballde - heeft gepaintballd

Slide 4 - Slide

Tegenwoordig deelwoord (p. 237)
De handeling is nog bezig => hele werkwoord +d

Terwijl ze aan het lachen waren, liepen ze de klas in.
Lachend                                                  liepen ze de klas in.

Bijvoeglijk gebruikt: De lachende leerlingen liepen de klas in.

Slide 5 - Slide

Voltooid deelwoord als bn (p. 72/deel b)
De weg is verbreed.             De verbrede weg.

Schrijf zo kort mogelijk als de uitspraak toelaat.

Het schaap is gered.            Het geredde schaap.


Slide 6 - Slide

Werkmoment
  1. Bezig met je weektaak
  2. Theorie werkwoordspelling bestuderen / schema
  • Paragraaf 2.9: pv tt en vt, Engelse werkwoorden
  • Paragraaf 3.9: voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord
  • Paragraaf 4.9 (b): vd en td bijvoeglijk gebruikt
Of uitgedeelde LU-les nummer 3 doen.
Schema tussenletters in de studiewijzer.

Slide 7 - Slide

Werkwoordspelling (schema)
Persoonsvorm is geen voltooid deelwoord

het gebeurt - het is gebeurd
hij bekent - het is bekend
zij belooft het - zij heeft het beloofd
u verhuist - u bent verhuisd

Slide 8 - Slide

Basis: drie vormen
  • de persoonsvorm: Hij fietst/fietste naar school.
  • het voltooid deelwoord: Hij is naar school gefietst.
  • de infinitief => hele werkwoord: Hij moet naar school fietsen.

Slide 9 - Slide

Wanneer welke regel?
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd: ik-vorm of ik-vorm + t
  • persoonsvorm verleden tijd: taxi kofschip
  • voltooid deelwoord: taxi kofschip
  • infinitief: het hele werkwoord

Slide 10 - Slide

Eerste stap

Slide 11 - Slide

Welke vorm waar?
Joey ...... (hebben) altijd bij dezelfde club .......... (voetballen).

  • de persoonsvorm
  • het voltooid deelwoord
  • de infinitief => hele werkwoord

Slide 12 - Slide

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen: gevoetballen, gevoetbald of gevoetbalt? 


Slide 13 - Slide

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen: gevoetballen, gevoetbald of gevoetbalt? 

  • Stam: voetballen => voetball
  • L zit niet in het taxi kofschip, dus d
  • Gevoetbald, want ik voetbal
De gevoetbalde wedstrijd (langer maken/bijvoeglijk gebruikt).


Slide 14 - Slide

Welke vorm waar?
Bij een goal ...... (hebben) de spelers flink ....... (juichen).

  • de persoonsvorm
  • het voltooid deelwoord
  • de infinitief => hele werkwoord

Slide 15 - Slide

Hoe schrijf je het vd?
Juichen: gejuichen, gejuichd of gejuicht?


Slide 16 - Slide

Hoe schrijf je het vd?
Juichen: gejuichen, gejuichd of gejuicht?

  • Stam: juichen => juich
  • ch zit in het taxi kofschip, dus t
  • Gejuicht
De juichende spelers (tegenwoordig deelwoord, hele ww + d).


Slide 17 - Slide

Werkmoment
  1. Bezig met je weektaak
  2. Theorie werkwoordspelling bestuderen / schema
  • Paragraaf 2.9: pv tt en vt, Engelse werkwoorden
  • Paragraaf 3.9: voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord
  • Paragraaf 4.9 (b): vd en td bijvoeglijk gebruikt
Of uitgedeelde LU-les nummer 3 doen.
Schema tussenletters in de studiewijzer.

Slide 18 - Slide

Afsluiting
Wat heb je gedaan?

Wat ga je thuis doen?

Welke vragen heb je?

Slide 19 - Slide