Geen of niet?

Geen
• Wil je suiker in de koffie? Nee, ik wil geen suiker in de koffie.
• ik heb een telefoon. Ik heb geen telefoon.
• Ik heb een pen. Ik heb geen pen.
• Ik heb honger. Ik heb geen honger.
• Ik heb honden. Ik heb geen honden.




1 / 15
next
Slide 1: Slide
MBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 31 min

Items in this lesson

Geen
• Wil je suiker in de koffie? Nee, ik wil geen suiker in de koffie.
• ik heb een telefoon. Ik heb geen telefoon.
• Ik heb een pen. Ik heb geen pen.
• Ik heb honger. Ik heb geen honger.
• Ik heb honden. Ik heb geen honden.




Slide 1 - Slide

Geen
Het woord geen betekent eigenlijk 'niet een' .
Wordt gebruikt voor iets wat niet bestaat( does not exist) of niet aanwezig is( not present).

Slide 2 - Slide

NIET
• ik hou van je. Ik hou niet van je.
o niet houden van
• Ik lust graag appels. Ik lust niet graag appels.
o niet lusten
• Waar is je jas? Ik heb mijn jas niet.
o niet hebben


Slide 3 - Slide

GEEN
• "Geen" wordt gebruikt om een zelfstandig naamwoord (Noun) te ontkennen, bijvoorbeeld: "Ik heb geen geld".

• Gebruiken bij woorden waar je de of het kunt zetten


Slide 4 - Slide

Geen

• Ik heb een appel. Ik heb geen appel.
• Ik heb een kat. Ik heb geen kat.
• Ik heb een nieuwe fiets. Ik heb geen nieuwe fiets.

Slide 5 - Slide

Niet
• "Niet" wordt gebruikt om een hele zin of een groot deel van de zin te ontkennen (negate), bijvoorbeeld: "Ik ben niet blij".
Gebruiken bij:
 bijvoeglijke naamwoorden( adjective): mooi, groot, dik, rijk, arm, goed, nieuw,


Slide 6 - Slide

Niet
werkwoorden (verb): werken, eten, koken
Voorzetsels( preposition): op, onder, tussen, achter etc..
Bijwoorden( adverb): heel, nu, altijd, waar

Slide 7 - Slide

NIET
• De hond is lief. De hond is niet lief.
o niet lief zijn
• Wil je veel suiker in de koffie? Nee ik wil niet veel suiker in de koffie

Slide 8 - Slide

Hij heeft........ pen.
A
Geen
B
Niet

Slide 9 - Quiz

Ik heb .......auto.
A
Geen
B
Niet

Slide 10 - Quiz

Kom je naar het feest?
Nee ik kom ...... naar het feest.
A
Geen
B
Niet

Slide 11 - Quiz

• Ik werk hard. Ik werk ...... hard.
A
Geen
B
Niet

Slide 12 - Quiz

Heb je een boek?
Nee ik heb ...... boek.
A
Geen
B
Niet

Slide 13 - Quiz

• Doe ik het zo goed? Nee, je doet het .......... goed.
A
Geen
B
Niet

Slide 14 - Quiz

• Heb jij die film al gezien? Nee, die heb ik nog ...........gezien.
A
Geen
B
Niet

Slide 15 - Quiz