Dictogloss Afval Paleis / Grammatica (herhaling): niet + geen / Link: doe de taak! / eventueel: a-aa / rangtelwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NT2ISK
This lesson contains 10 slides, with text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
thema 6 / taak 2
Mag ik u wat vragen?
Wat gaan we doen:
Dictogloss Afval Paleis / Grammatica (herhaling): niet + geen / Link: doe de taak! / eventueel: a-aa / rangtelwoorden
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Afval Paleis: nieuwe woorden
duurzaam
de soep
duurzaamheid
de buurthuiskamer
organiseren
de energie
de eco-zeep
besparen
vol zitten
winnen
de bijeenkomst
prachtig
bijvoorbeeld
het stekkerblok
de knop
de klimop
proberen
de beestjes
het afval
uitschudden
scheiden
effectief
katoen
volgen
groeien
het wasmiddel
Slide 3 - Slide
Geen
Het woord geen betekent eigenlijk 'niet een' en wordt meestal voor het zelfstandig naamwoord (noun/substantief) gebruikt.
• Ik heb een appel. Ik heb geen appel. • Ik heb een kat. Ik heb geen kat. • Ik heb een nieuwe fiets. Ik heb geen nieuwe fiets.
Slide 4 - Slide
Niet
Het woord niet wordt gebruikt om een zin of woordgroep te ontkennen.
• Ik hou van je. Ik hou niet van je. o niet houden van • Ik lust graag appels. Ik lust niet graag appels. o niet lusten • Waar is je jas? Ik heb mijn jas niet. o niet hebben • De hond is lief. De hond is niet lief. o niet lief zijn
Slide 5 - Slide
Ontkenning:
Met het woord niet wordt meestal de hele zin of een groot deel van de zin ontkend.
Met het woord geen wordt meestal alleen het zelfstandig naamwoord (noun/substantief) dat er vlak achter staat ontkend.
Voorbeelden
• Ik heb een telefoon. Ik heb geen telefoon. • Ik heb een pen. Ik heb geen pen. • Ik heb honger. Ik heb geen honger. • Ik heb honden. Ik heb geen honden. • Ik ga naar school. Ik ga niet naar school. • Ik werk hard. Ik werk niet hard.