H5

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is MARKETING?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een engels woord voor winkel.

Slide 4 - Quiz

We zien overal om ons heen reclame. Door welke reclame word jij het meest beïnvloed? Reclame die langs komt op..
A
Instagram
B
Snapchat
C
Youtube
D
Televisie

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Waar bestaat een markt uit?
A
alleen vragers
B
alleen aanbieders
C
vragers en aanbieders
D
kopers en verkopers

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraken gaan over een markt die je NIET kan bezoeken
A
Je haalt een zak aardappelen bij de Haagse markt.
B
Dit jaar was er geen Kerstmarkt in Duitsland
C
De olieprijs is het afgelopen jaar flink gedaald.
D
Je ouders vergelijken de huizenprijzen van Rotterdam en Den Haag

Slide 9 - Quiz

Het kenmerk van de Haagse markt is dat je er naar toe kunt gaan en wat kan kopen. Welke markt heeft hetzelfde kenmerk als de Haagse markt?
A
oliemarkt
B
energiemarkt
C
supermarkt
D
woningmarkt

Slide 10 - Quiz


Leg uit hoe de coronacrisis tot een daling van de verkoop van Volkswagen auto's heeft geleid? 

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

vraag 
aanbod
Rabia wilt nieuwe schoenen kopen
Sana koopt een kipwrap bij Sweet
Maryam heeft een webshop waar ze fietsen verkoopt
Hamza verkoopt zijn games via Marktplaats
Nike lanceert een nieuwe sneaker

Slide 13 - Drag question

Leg uit waarom klassieke auto's duur zijn. Gebruik de woorden vraag en aanbod.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Herhaling 5.2
- Wat is inkoopprijs en brutowinstopslag
- Hoe bereken ik de brutowinstopslag
- wat is omzet en afzet 
- hoe bereken ik de omzet

Slide 16 - Slide

Inkoopprijs & brutowinstopslag
  • Inkoopprijs = prijs die winkelier voor producten betaalt
  • Voorkeur: zo laag mogelijk!

  • Brutowinstopslag = de prijs die bij de inkoopprijs wordt opgeteld, zodat de verkoper het voor meer geld kan verkopen.



Slide 17 - Slide

Brutowinstopslag
De inkoopprijs van een fiets is €290. De brutowinstopslag is 60% van de inkoopprijs. 
Bereken de verkoopprijs.

inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs 

Inkoopprijs                            €290
brutuwinstopslag               €174
(290 :100 x 60= 174)
___________________________________  +
 Verkoopprijs                       €464

Slide 18 - Slide

De inkoopprijs van een toetsenbord is € 15. De brutowinstmarge is 34% van de inkoopprijs. Bereken de brutowinstopslag.

Slide 19 - Open question

Afzet en Omzet 
Je verkoopt op een dag 5 fietsen voor 
120 euro per stuk. 

Wat is mijn afzet?
Wat is mijn omzet? 
afzet
afzet is het aantal verkochte producten
Omzet
omzet = verkoopopbrengst 
Hoe bereken je de omzet?

Afzet(aantalverkochteproducten) x verkoopprijs = omzet 

Slide 20 - Slide

Afzet en Omzet 
Je verkoopt op een dag 5 fietsen voor 
120 euro per stuk. 

Wat is mijn afzet? 5 fietsen
Wat is mijn omzet? 5 x 120 = 600 euro
afzet
afzet is het aantal verkochte producten
Omzet
omzet = verkoopopbrengst 
Hoe bereken je de omzet?

Afzet(aantalverkochteproducten) x verkoopprijs = omzet 

Slide 21 - Slide

Nadia heeft een kledingwinkel. Deze week heeft ze jeans in de aanbieding. De jeans kosten nu €29,95 per stuk.
Ze verkoopt in een week 28 broeken.

Berekent de omzet van Nadia

Slide 22 - Open question

Nadia heeft een kledingwinkel. Deze week heeft ze jeans in de aanbieding. De jeans kosten nu €29,95 per stuk.
Ze verkoopt in een week 28 broeken.
Berekent de omzet van Nadia

Omzet = aantal verkochte producten x prijs

                           28  x €29,95 = €838,60

Slide 23 - Slide

Omzet
Afzet 
Verkoopprijs
de groenteboer verkoopt aardappels voor €1,50 per kg.
De groenteboer verkoopt op een dag 60 doosjes aardbeien
de groenteboer heeft aan het einde van de dag een verkoopopbrengst van € 690 

Slide 24 - Drag question

oefenen 
Wat? Opdracht  1, 4, 5 t/m 9 blz. 150 !
Hoe? Zelfstandig 
Klaar? maak de plusopdrachten op blz. 152 (alleen 5.1 en 5.2) 

Slide 25 - Slide