This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefentoets Parlementaire Democratie
Slide 1 - Slide
Nederland is een democratie, want:
A
de trias politica is er voor een deel doorgevoerd.
B
de bevolking neemt de belangrijkste besluiten.
C
de koning heeft volgens de grondwet maar beperkte macht.
D
de bevolking heeft indirect invloed op de politiek.
Slide 2 - Quiz
DE DEFINITIE VAN DEMOCRATIE
Een democratie is een bestuursvorm waarbij de
direct of indirect uitoefent op de
besluitvorming
INVLOED
BEVOLKING
POLITIEKE
Slide 3 - Drag question
Politieke partijen vervullen enkele belangrijke taken in onze democratie. I. Met het samenbundelen van ideeën wordt bedoeld dat politieke partijen burgers enthousiast maken voor de politiek. II. Met het selecteren van kandidaten wordt bedoeld dat politieke partijen kandidaten uitzoeken voor bestuursfuncties.
A
I en II zijn beide juist.
B
I is juist en II is onjuist.
C
I is onjuist en II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 4 - Quiz
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Direct gekozen door de bevolking.
Indirect gekozen door de Provinciale Staten.
Kijken of er fouten staan in de wet en erover stemmen.
Wetten bedenken, veranderen en stemmen.
Slide 5 - Drag question
Stemt over de wetvoorstellen
Zorgen voor de uitvoering van de wetten en maken ze ook.
Oordelen of burgers zich aan wetten houden.
Daarin leven alle burgers en overheid van dit land.
Hierin staan alle rechten en plichten van ons.
Burgers kiezen de leden van de 2e kamer.
Parlement
Ministers
Rechtsstaat
Grondwet
Rechters
Parlementaire democratie
Slide 6 - Drag question
Koppel het staatshoofd aan de manier van regeren
Republiek/democratie
Monarchie/democratie
Dictatuur
Slide 7 - Drag question
Rechtse politieke partijen benadrukken dat:
A
mensen gelijke kansen moeten krijgen.
B
de macht in Nederland eerlijker moet worden verdeeld.
C
de overheid een passieve rol moet hebben.
D
waarden en normen de vrijheid van mensen in de weg staan.
Slide 8 - Quiz
Christen democratie
Liberalisme
Sociaal democratie
VVD
FVD
PVDA
SP
SGP
Christen Unie
Slide 9 - Drag question
In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging: I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels. II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen. III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.
A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 10 - Quiz
I. De koning behoort tot de regering, dus mogen Tweede Kamerleden kritiek op hem geven. II. Als een Tweede Kamerlid kritiek heeft op de troonrede, moet hij zich richten tot de ministers.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 11 - Quiz
Er komt nog steeds armoede en ongelijkheid voor in Nederland. Welke politieke stroming wil meer gelijkwaardigheid in de samenleving bereiken?
A
Christendemocratie
B
Confessionalisme
C
Sociaaldemocratie
D
Liberalisme
Slide 12 - Quiz
De voedselbanken laten zien dat er grote inkomensverschillen zijn in Nederland. Naast een groep rijke mensen zijn er ook mensen die maandelijks niet rond kunnen komen. Wat vinden liberalen van deze inkomensverschillen?
A
De oorzaak is de vrijemarkteconomie en dus moet die worden afgeschaft.
B
Mensen zijn voornamelijk zelf verantwoordelijk voor hun situatie.
C
Sociale ongelijkheid bestrijden is een taak van de overheid.
D
Inkomensverschillen worden kleiner als mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.
Slide 13 - Quiz
Als een wet is ingediend door een Tweede Kamerlid, van welk recht heeft dit Kamerlid dan gebruikgemaakt?
A
Recht van initiatief
B
Recht van amendement
C
Stemrecht
D
Recht van interpellatie
Slide 14 - Quiz
Tegen vrijwillig levenseinde (euthanasie) zijn, past het beste bij een